
De wi e l ewa a l {Oriolus galbula L.),
ook „gele gouw" en „goudmerel" genoemd, is een vogel ter
grootte van eene lijster. Het mannetje is citroengeel met zwarte
vleugels en dito stuurpennen. Het wijfje en de jongen zijn aan de
rugzijde geelgroen, aan de buikzijde lichtgrijs met overlangsche
strepen; vleugels en s ta a rt zijn groenaehtig zwart.
De Mielewaal vertoeft hier te lande van midden Mei tot half
Augustus. En door zijne kleur èn door zijnen vollen maar k o rte n ,
vèr klinkenden zang wordt de aanwezigheid van dezen schuwen
vogel gemakkelijk genoeg gemerkt. Het nest zweeft tusschen twee
takken op de p la a ts, waar deze zich vorksgewijs van een’ grooteren
tak afsplitsen; het bestaat uit wol en boomschors; ook worden wel
houtspaanders of papier er in opgenomen. — De wielewaal is in
de bosschen en ook in boomgaarden zeer nuttig als insektenver-
delger. Hij eet meikevers en allerlei ru p sen , en brengt ook de
jongen met insekten groot. Maar in kerseboomgaarden wordt hij
een ware plaag. Zijn trek in kersen is onbedwingbaar, en brengt
hem er toe, zijne gewone schuwheid af te leggen. Hij laat zich
dan zelfs niet door schieten verdrijven.
De l i j s t e r s (gesl. Turdus L.).
Alle lijsters zijn n aa r hunnen a a rd trekvogels, die eene sterke
neiging bezitten om zwerfvogels te worden, en na den broedtijd
een’ tijd lang rondzwerven in de streek, waar zij gebroed hebben
of wel iets zuidelijker. De grauwe lijsler of zanglijsler {Turdus
7UUSICUS L.) en de merel, gieleling of zwar le lijsler {Turdus
merula L.) broeden bier te lande vrij algemeen; toch komen hier
tegen ’t n a ja a r nog eene menigte exemplaren van beiden ro n d zwerven,
die in meer Noordelijke streken gebroed hebben. Tegen
den winter trekken de zanglijsters alien n a a r ’t Zuiden; maar van
de merels blijft een groot aantal h ie r, zoowel van de zwarte, geel-
bekkige mannetjes als van de d o nkerbruine, zwartbekkige wijfjes.
De verdere lijstersoorten (kramsvogel, koperwiek, enz.) komen
bier te lande slechts bij uitzondering anders dan op den trek.
De nesten der lijsters worden uit plantenstengeltjes, worteltjes.
Fig. 10. De Zanglijster; iets verkl.
bladeren of mos gemaakt, met klei of vochtige aarde aaneengevoegd.
In -’t algemeen zijn de lijsters zeer nuttig door het eten van
talrijke schadelijke insekten, die zij uit den grond pikken; ook
slakken eten zij zeer gaarne. Maar de zanglijster en de merel zijn
erge kersendieven, en vooral de merel wordt in den nazomer uiterst
schadelijk aan jonge druiven.