
' j ' ' ' F
' !¡!!» '
F'
X, 1 U'F,!
' ; 6U
4 F y
44i4f
de zwamkusseyjes gevormde conidiën knnnen, aïs zij door den wind
of door insekten op de Stempels van tot dnsver gezonde bloemen
r i a t Laterr Tinf Tt bbe' “gin“ v’ an den zomer, vindt men dergelijke•’ ecsomniedttieënnvormende
zwamkussentjes ook op de bladeren. Maar f e ld r a begtaf
de Moniha-zwam den eersten aanleg van sklerotiën te vormen
Aan de bloem- en bladstelen en aan de oppervlakte der aangetaste
twijgen hoopen zich vlak onder de gestorven opperhuid myoeel-
raden o p , die zich ineenwinden en een steeds grooter wordend
ohaam vormen, dat de opperhuid van het plantendeel n aa r buiten
doet uitpuilen, tot dat deze ten slotte tengevolge van de aldus op
h aa r uitgeoefende drukking u ite en sch eu rt, waardoor de zwammassa
die zich weldra tot een uitwendig zwart; inwendig wit sk T e" tinm
vervormt, n a a r buiten treedt.
In dezen toestand overwintert de zwam, om in het volgende ia a r
toorSTin^t'tnTUk ^«'«welijks begint het voorjaar m t land te komen, of de sklerotiën beginnen ook werkzaamheid
te vertoonen. E r groeien zwamdraden uit op, die weldra
conidmn gaan afzonderen; en alras is ieder sklerofl^m met een
Monilia-conidienhoopje bedekt. Deze conidiën zijn het die de
s empels der bloemen in ’t voorjaar besmetten.
De besmetting kan evenwel ook nog van eene andprp hr-r.
de morellen zelve, de vruchten ’t zil
m jo n g e n , ’t zij in volgroeiden en zelfs in reeds rijpenden r i s t a n d
door de zwam besmet. Dergelijke morellen schrompelen S en
orden steenhard. Weldra vormen e r zich sklerotiumachtige lichamen
op als die, welke op de bloem- en bladstelen en twijgen ontstaan
r i n ' b j r i d e n ^ '^ U U verschrompelde gemnmmificefUe m o r e T ’
’t v oWnde ® Winter over aan den boom zitten; en in
mede de b4e smetting der Stempels kanoo nuiidtgiëanahno. o-pjes op wlarvan
v a U d t S « rationeele bestrijding
de Momha-ziekte der morellen moet geschieden. Vooreerst
verwrjdere men dadelijk in 't voorjaar de gestorven rigeT en
verbrande deze met al de daaraan zittende bloemresten en bladeren
■ 11 1: i^ F'46
door het vuur. Aldus vernietigt men de daaraan bevestigde, conidiën
voortbrengende zwamhoopjes alsmede de sklerotiën. Het is goed,
later in den zomer te zien, of er nog dood hout is blijven zitten,
’t welk óók moet worden afgesneden en verbrand. Op den grond
liggende doode bladeren en bloemresten moeten in ’t voorjaar en
den zomer zoo goed mogelijk worden bijeengezocht en verbrand.
Bij den pluk oogste men niet slechts de gezonde morellen, maar
ook de verschrompelde, gemummificeerde exemplaren, die men
ap a rt in een’ zak verzamelt en later verbrandt. In den winter
kijke men nog eens nauwkeurig n a , of er zich nog verschrompelde
vruchten aan den boom bevinden; ook deze vernietige men door
verbranding. Door trouw al de voorgeschreven maatregelen te
nemen, gelukt h e t, de plaag zeer te beperken, — al blijft de
mogelijkheid altijd b e sta an , dat men zijne boomen weer besmet
krijgt van die van een’ nalatigen b uurman uit.
Hoe het komt dat de morellen zooveel meer dan andere kersen
van de Monilia-ziekte te lijden hebben, is nog niet verklaard.
Voorheen meende men dat de meikers geheel vrij bleef, maar in
de laatste ja ren is herhaaldelijk gebleken, dat dit niet het geval
is. Toch blijven soms meikersen, die tusschen door en door zieke
morellen in sta an , gespaard. Geen enkele soort van kersen schijnt
geheel onvatbaar te zijn. Zeer weinig vatbaar is de Westerleesche
k riek , die men daarom in de laatste ja ren in ’t Oldambt heeft
aangekweekt om de morel te v ervangen, waarvan de oogst telken
ja re mislukte.
Op zware kleigronden lijden de morellen en andere kersen meer
aan de Monilia-ziekte dan op meer m u llen , goed doorlatenden
grond; op p la a tsen , waar de wind goed door de kronen kan
waaien, minder dan waar de boomen zeer beschut zijn. Sorauer
brengt dit in verband met de omstandigheid, dat op dergelijke
beschütte plaatsen de boomen meer van vorst lijden; hij houdt
het ervoor, dat boomen, die den vorigen winter door vorst werden
beschadigd, meer van de Monilia-ziekte te lijden hebben. —
Thans gaan wij over tot de bespreking van de Moni l i a- zi ekt e
de r p r u i m e n . Ook op de vruchten van den pruimeboom vertoonen