
Ii.nî»f!
i! ' ■H
: t
Cili
li
ii!
1î|
• üi.
. ' >'îi!
: ; iiji
: iii’
'y
I6l ';I.;
(flg.’ ? ” rschddÎ b en b o “ f r®™"™®"' ''«™
uit botronde celletjes die of „iii bestaande
ôt velen bij elbaaUWle 1 " v e 'le r^T “ ôf twee aan twee,
of in den vorm van pakies- 20 Inn zijn tot snoeren
uit langwerpige cellen (ellintischp bestaande
eene spinaaMne'dngeroldblfn 3);. “ ™'^®’ ‘0*
(onvertakte of vertakte) SomT,' . omge, draadvormige
einden buitengewoon l e r T ’’®'’‘’®° aan hare uitde
beweging der baoterie ’werkTaam™,-f «ü® b«
hangseien trilharen (fig 2* 4 5) noemt deze aanv
o 2 n t r ^ l l . r e r L i : i a r K e l | “ r -
^ 5d r i r i : i r ; i
de baoterie .ieb in twt ¿ T
aan). Sommige soorten viin in .n.- fi i boven
en vermenigvuldigen zieh dan wLr
enkele baoterie er duizenden bebben voortgebiälhl
nit kan gescWellflotdfÎ •"’''” ®®“®“®"-
vervolgens door eeneTdiklerwanlomhuW ( N î T l / t De oorspronkelijke wand der • 7 ’ beneden).
blijft alleen over. De spore' def h ®“
zeer booge temperaturen verdragen ^ zV r“ ^®®“' '‘*®® ®"
lang zonder voedsel blijven zonde’r h " «itdrogen en ook
kiemen te verliezen. De ontk- ' • 4^’' ''®''“*°gen om te ontstandigheden
daarvoor g ü n s t i g ' ' ' ) « ' ) * ^ ® ‘® ®“ '
open en eene jonge bacl I trTd; f ‘’® ®>®^ ®P®re
weldra zieb gaa) v!rmen)gvuld£r ''‘® ^™®« ®“
natnur Lue hL^arblnlpt^lrspelen " )n ‘*® den
bouw van veel beteekemsljn. D e z e T o lle ll 5“ % ? ;
7K
’:$
m
6i
■lii-
M
HP7MS
;.7">
de stof, waarin zij leven, krachtig inwerken. Zoo zijn er in
den bodem salpetervormende en salpeterzuurontledende baeteriën;
ZOO speien de baeteriën der wortelknolletjes van vlinderbloemigen
eene voor den landbouw hoogst gewichtige ro l, doordat zij deze
planten in staat ste llen , stikstof uit de atmospheer voor haren
groei te g eb ru ik en , zoodat men door de teelt van k la v e r, lu p in e n ,
enz. den bodem met stikstof verbindin gen verrijkt. Verscheiden
ziekten van menschen en dieren, zooals miltvimr, tuberculose,
typhus en m u iz en ty p h u s, worden door baeteriën in ’t aanzijn
geroepen. Ook treden sommige baeteriën op als oorzaak van
plantenziekten.
’t Is nog niet lang geleden, dat de geleerden vrij algemeen
aannamen, dat baeteriën moeilijk als parasieten van planten eene
belangrijke rol zouden kunnen spelen. Vooreerst meende men dat
het haast onmogelijk was, dat baeteriën in eene gezonde plant
zouden kunnen b in n endringen, daar het inwendige van de plant
alleen door de huidmondjes met de buitenwereld in verbinding zou
staan; door die huidmondjes heen zouden de baeteriën nog maar
in intercellulaire ruimten terecht komen, waar geen voedsel voor
hen aanwezig was; in den celwand zouden zij niet kunnen doordringen.
Mochten echter de baeteriën toch in den celinhoud
komen, dan zou de gewoonlijk zure reactie van de plantensappen
hen zoodanig in hunne vermeerdering tegenwerken, dat van een
schadelijk optreden tegenover de plant geen sprake zou kunnen
zijn. Ten slotte nog dit: Wanneer in het lichaam van een dier
zich ziekteverwekkende baeteriën bevinden, dan worden deze door
den bloedstroom en door dbn lymphstroom van de eene plaats
naa r de andere gevoerd; en aldus wordt door deze baeteriën
weldra het geheele lichaam ziek. Geheel anders is het met de plant
gesteld, waar geen bloed- en lymphbanen aanwezig zijn, waar de
eventueel aanwezige baeteriën dus niet rondgevoerd w o rd en , maar
meer plaatselijk opgehoopt blijven, terwijl de plant alras het door
hare werking ziek geworden deel van het o v e rig e , gezonde gedeelte
door een kurklaagje gaat afscheiden.
De onderzoekingen der laatste jaren hebben evenwel toch geleerd.
!; il
I f