
il;:
lltó
ï-,
uni
Minder vatbaar bleken: Alexandrine Douilland, Baronne de
Mello, Bergamotte d ’E sp e ren , Bergamotte
S e rm ia , Bési de Chau-
montel, Beurré d ’Amanlis, Beurré
Goubault, Beurré S u p e rfin , Bon
Chrétien William, Calebasse de Tir-
lemont, Calebasse Rose, Des deux
Soe u rs, Dubbele Bergamotte, Du-
rondeau, Emile d ’H ey st, Fertility,
General Tottleben, Joséphine de
Malines.
Zeer weinig v atb aar zijn: Beurré
C apriaumont, Beurré Clairgeau,
Beurré de l ’Assomption, Beurré de
Mérode, Beurré H a rd y , Conseiller
à la Cour, Duchesse d ’Angouléme,
Fig. 45. Peer met zwarte plekken, Figue d ’Alençon, Williams Duchess,
veroorzaakt door Fusicladium. Deze König Karl von Württemberg
peer IS ook gebarsten, maar de barsten mi > -n -x m . T
hebben zich gi’ootendeels weer gesloten. Clapp S F a v o rite , Souvenir du
Congrès, Van Marum i).
0 Wij willen niet verzwijgen, dat het moeilijk schijnt, eenigszins zekere
opgaven te doen omtrent de meerdere of mindere vatbaarheid eener variëteit
tegenover Fusicladium. Dr. E. Aderliold heeft dezer dagen in de „Arbeiten aus
der biologischen Abtheilung für Land und Forstwirthschaft am Kaiserlichen
Gesundheidambte” (Bd. I I , Heft 5 , 1902) een opstel gepubliceerd, getiteld:
„Fm Beitrag zur Frage der Fmpfänglichkeit der Apfelsoi'ten für Fusicladium
dendritieum und deren Beziehungen zum Wetter.” Daarin komt hij tot de
conclusie dat de graad van ziekworden bij de onderseheiden soorten van appelen
in dezelfde streek niet) ieder jaar dezelfde is. Slechts enkele soorten geeft hij aan,
die tamelijk wel geregeld veel weerstand bieden, nl. Antonowka, Dean’s Godlin,
Doppelter Holländer, Fraas’ Sommercalvill, Grüner Fürstenappel, Heinemann’s
Schlotterappel, Lütticher Rambour, Parmaine de Pless, Rothgestreifler Sämling.
In ’t algemeen echter is de vatbaarheid van de soort voor de ziekte niet ieder
jaar dezelfde. Wat Aderhold voor appelschurft constateerde, zal ook voor pere-
schurft wel opgaan. — Of een appel- of pereboom sterk door schürft wordt
aangetast, schijnt niet in de eerste plaats van de variëteit op zich zelve af te
hangen, maar meer daarvan of de organen van den boom in die tijden, waarin
Waar het van a fh an g t, dat de eene variëteit vatbaarder is voor
schürft dan de an d e re , is nog niet met zekerheid te zeggen.
In ’t algemeen schijnt het ons toe, dat die variëteiten, welker
Organen zich onder ongunstige voorwaarden het langzaamst ontwikkelen,
onder overigens gelijke condities, meer vatbaar zijn dan
die, welker organen snel groeien.
Uit de onderzoekingen van Dr. Aderhold is gebleken, dat F u s icladium
alleen jonge o rg an en , die nog in de période van groei
verkeeren, aantast. Van Augustus af breidt zich de ziekte op de
bladeren dan ook gewoonlijk bijkans niet meer uit. Dat dit feit
alleen aan den ontwikkelingstoestand van het blad moet worden
toegeschreven, en niet bijv. aan de omstandigheid dat de weersgesteldheid
in ’t midden van den zomer minder geschikt voor de
voortplanting en verbreiding der zwam zou zijn, bewees Aderhold
daardoor: dat hij boomen, die in ’t midden van den zomer ont-
bladerd w aren , maar later weer bladeren k reg en , toen met goed
succès kunstmatig besmette. Rijpe vruchten kon Aderhold niet
besmetten, onrijpe vruchten wèl, en deze in ’t algemeen des te
gemakkelijker, naarmate zij jonger waren.
Zoo laat het zich gemakkelijk inzien dat een blad of eene vrucht
des te minder gevaar loopt om door Fusicladium ziek te w o rd en ,
naarmate dit orgaan sneller het jeugdtijdperk doorloopt; en dat
een geheele boom of een geheele boomgaard des te minder wordt
aan g eta st, hoe sneller onder overigens gelijke voorwaarden de
scheuten tot ontwikkeling komen en de ontwikkeling der bladeren
geëindigd is.
De uitwendige ornstandigheden kunnen het eene ja a r eenen snel-
le ren , het andere ja a r eenen langzameren groei der organen ten
gevolge hebben. De fa c to re n , waarvan die groei a fh a n g t, nl. de
temperatuur van bodem en lu ch t, de hoeveelheid zonnelicht, de
vooral de besmetting plaats vindt, in voor besmetting vatbaren toestand verkeeren.
Dat daarop het weer van veel invloed moet zijn, laat zich hooren.
Vooral koude en natte voorjaren werken het optreden van Fusicladium in de
hand, ook volgens de waarnemingen van Aderhold.