
kouden grond zijn de druiven in verschillende ja ren in zeer verschillende
mate aan de ziekte onderhevig,
Bestrijdingsmiddelen: zie bl. 50. — Het zwavelen staat ais recht-
streeksch bestrijdingsmiddel bovenaan. Men neemt daarvoor meestal
bloem van zwavel, hoewel beweerd wordt, dat tot een poeder fijn
gestampte pijpzwavel nog betere resultaten geeft, omdat het beter
vastkleeft. De verbreiding van de zwavel over de aangetaste wijnstokken
geschiedt of met een’ blaasbalg of met een ,, zwavelkwast”
(zie deel I). Met de zwavelkwast werkt men zuiniger, maar
waar men met de hand niet bij kan komen, moet men wel met
een’ blaasbalg werken. De steel van zoo’n zwavelkwast is hoi en
kan met bloem van zwavel gevuld worden; hij eindigt in een’
bolvormigen bodem, die zeefvormig doorboord is , en waaraan
tevens woldraden zijn bevestigd. Door den steel een weinig te
schudden, wordt de bloem van zwavel zeer gelijkmatig over de te
behandelen trossen en bladeren verdeeld. — Men moet minstens drie
maal zwavelen, nl. korten tijd vóór den bloei, korten tijd d a a rn a ,
en in Augustus. Éénmaal zwavelen geeft wel w a t, maar werkt lang
niet afdoende. Hoe fijner de zwavel is , des te beter: dat zij zuiver
moet zijn, spreekt wel van zelf. — Verder schijnt het zwavelen
slechts günstig te w e rk en , wanneer het geschiedt bij eene vrij
hooge lu c h ttem p e ra tu u r, nl. bij 25—30° C; bij lagere temperaturen
is het succès onzeker, en bij betrekkelijk lage luchttemperatuur
geeft de behandeling soms heel weinig. Daarom moet het beslist
worden afgekeurd, te zwavelen in de m o rg en u ren , wanneer de
dauw nog op de bladeren en druiven ligt. (Vroeger werd dit wel
eens aanbevolen, omdat door den dauw de zwavel beter zou v a stkleven).
— Waarop de günstige werking van het zwavelen berust,
weet men nog niet recht. Natuurlijk moet reeds het bedekken van
de plantendeelen met eene poederachtige stof veroorzaken, dat
de sporen en de d aa ruit zich ontwikkelende zwamdraden deze
plantendeelen moeilijk kunnen bereiken. Men heeft dan ook door
bepoedering met stof van wegen en met meel goede resultaten
verkregen; maar zwavelpoeder werkt toch veel beter. Het schijnt
dat hier ook eene scheikundige werking in ’t spel is. Dit wordt
nog waarschijnlijker door het feit, dat günstige uitwerking bepaaldelijk
slechts bij eene niet te lage temperatuur te constateeren valt.
b. PERISPORIEEËN.
De zwammen, welke tot deze afdeeling behooren, zijn nauw
verwant aan de Erysipheeën of Meeldauwzwammen, met welke
zij overeenstemmen o. a. doordat ook zij peritheciën vormen, die
geheel gesloten zijn en blijven; zoodat dus de ascosporen eerst
naar buiten treden nadat de peritheciën vergaan zijn. — Terwijl
verder de conidiënvorming bij alle meeldauwzwammen geheel gelijk
is (zie bl. 46, fig. 32), is deze bij de onderscbeiden geslachten
van Perisporieeën zeer ongelijk, maar altijd geheel anders dan
hij de meeldauwzwammen. Terwijl verder alle vertegenwoordigers
van de vorige familie plantenparasieten zijn, leven die van de
familie der Perisporieeën saprophytisch. — Dat er dus niet vele
soorten uit deze [familie zijn, welke hier moeten worden behandeld,
spreekt wel van zelf; toch zijn enkele soorten, hoewel
sap ro p h y ten , voor onze ooftboomen en ons ooft niet geheel zonder
belang. Het zijn de penseelschimmel {Pénicillium), die oorzaak
kan worden van de rotting der rijpe vruchten op de b ew a arp laa tsen ,
en de roetdaùwzwammen {Capnodium), die de organen van
onderscbeiden planten met eene roetachtige laag overdekken. —
Wat betreft
h e t r o t t e n d e r v r u c h t e n n a d e n o o g s t ,
zoo zij opgemerkt, dat dit door verschillende zwammen in ’t leven
kan worden geroepen. De penseelschimmel {Pénicillium glaueum,
fig. 3 , bl. 13) treedt daarbij wel het meest op. Altijd vestigt zich
de schimmel het eerst op grootere of kleinere wonden in de schil;
en van deze uit verbreidt zich dan de rotting. Daarom kan bij
den oogst nooit te veel zorg worden in acht genomen, opdat alle
wonden zooveel mogelijk worden vermeden. Dat v ru ch ten , die
bewaard zullen w o rd en , dus nooit moeten worden g e sch u d , spreekt
wel van zelf. Daar verder ééne rotte vrucht gemakkelijk anderen
a an ste ek t, is het ra ad z a am , het in den kelder liggende ooft