
i ! g
i'
4 i;
w ek t, en de bast bevat dus d ää r reeds veel
vocht, wanneer dat op de andere plaatsen het
geval nog niet is; en plantendeelen zijn des te
gevoeliger voor lage temp eratu ren , naarmate zij
meer vocht bevatten ( b l.'159).
Slechts wanneer de sterfte door
de geheele bast heen tot in het
teeltweefsel en het spint zich u its
tre k t, kunnen de brandplekken
gevaarlijk worden. Op zulke plaat-
sen toch houdt de diktegroei van
den stam o p , zoodat zich daar
langzamerhand eene steeds dieper
wordende indeuking v o rm t, terwijl
de stam aan den gezonden kant
sterker groeit dan boven en onder de
brandplek. Bij p ru im e n , k e rs e n , abri-
kozen en perziken treedt veelal gomziekte
in de omgeving van de doode plek op;
bij andere boomen vertoont zich wel geen
gomziekte, maar gaat toch vaak in de
omgeving van de doode plek het hout
in ontbinding o v e r , waarbij verschillende,
oorspronkelijk saprophytische zwammen,
een rol kunnen spelen. Om te voorkomen
dat de ontbinding van het hout zich door
de geheele dikte van den stam u its tre k t,
waardoor deze bij een windvlaag gevaar
zou loopen af te b rek en , moet men ten
spoedigste zulke brandplekken tot op het
gezonde hout uitsnijden en de aldus
ontstane wondvlakte teren. Soms wordt
de brandplek door de vorming van wondhout
längs h are randen meer en meer
omwald, zoodat zij ten slotte uitwendig
geheel onzichtbaar wordt en alleen nog maar op de doorsnede
van den stam zichtbaar blijft. —
Van vorstkanker spreekt me n , wanneer de omwallingsrand, die
zich om de brandplek heen gevormd heeft, in den volgenden
winter a fste rft, en in het daarop volgende wärmere jaargetijde door
een’ nieuwen ran d van wondhout vervangen wordt, die weer
doodgaat, enz.; zoodat de oorspronkelijke brandplek ten slotte
door een aantal wondranden omgeven is. Ju is t de pas gevormde
omwallingsranden, die uit vrij teer en waterrijk hout bestaan i ) ,
zijn slecht bestand tegen de winterkoude. De vorstkankerplekken
kunnen oppervlakkig veel gelijken op ware kankerplekken, ver-
oorzaakt door de zwam Nectria d itis s im a , en worden er dikwijls
mee verward. Krachtige stikstofbemesting blijkt de vatbaarheid voor
vorstkanker te verhoogen, wat zich daardoor laat v erk lä ren , dat
door zoodanige bemesting de groeiperiode verlengd wordt, zoodat
het hout niet geheel ,,rijp ” is , wanneer de winter invalt.
Eigenaardig doet zich de vorstkanker van den wijnstok voor.
Meestal dicht bij den g ro n d , maar soms ook ter hoogte van een’
Meter of m e e r, ziet men aan den stam of de hoofdtakken van den
wijnstok eene plaatselijke tonvormige opzwelling v a n ’t houtgedeelte
van den geheelen stam met eene uit kleine wratjes bestaande
oppervlakte, welke opzwelling door de bast heen, die in de lengte
in vezels uiteengespleten is , te voorschijn treedt (fig. 54). De
kanker van den wijnstok komt het meest voor op plaatsen, die
sterk aan de werking van de vorst zijn blootgesteld, en moet n aa r
alle waarschijnlijkheid werden toegeschreven aan de inwerking van
hevige nachtvorsten in ’t voorjaar. Het blijkt nl. dat iedere kleine
wratvormige opzwelling eene overwalling is van eene overlangsche
spleet, die zich uitstrekt tot aan de grens van een’ ja a rrin g , en
die dus ontstaan is ten tijde toen de nieuwe ja a rrin g begon zich
te vormen, nl. in ’t voorjaar.
I) Blijkens onderzoekingen van Sorauer bevindt zich in het hout, dat zich
rondom de wondranden gevormd heeft, naar verhouding veel parenchym, dat
veel eerder van vorst te lijden heeft dan andere houtelementen.
,‘4 I i' ■