
4 Ml «
m
h
l l f i y .
pokken bruin zijn geworden, liefst echter eerst wanneer alle
bladeren van de jonge scheuten hunne volledige ontwikkeling
hebben bereikt; want dan laat men den boom zoolang mogelijk
in het voile bezit van zijn g eb lad e rte , terwijl toch de aangetaste
bladeren worden verwijderd op een tijp stip , waarop de eieren of
de galmijten er nog in zitten.
In Noord-Amerika schijnt men goede resultaten te hebben
gekregen door de aangetaste pereboomen te bespuiten met eene
petroleum-émulsie, bestaande uit één deel petroleum op 5 tot 7
deelen water. De bespuiting moet geschieden in den winter, als
de bladeren van de boomen zijn en de knoppen nog niet zijn
begonnen te zwellen. Men moet vooral tra c h te n , de eindknoppen te
raken; want deze bevatten de meeste mijten. Ik zelf heb omtrent
d e , bespuiting met petroleum-émulsie geene e rv a rin g , en twijfel
wel eenigszins aan de goede uitwerking van dit middel.
WEEKDIEREN. (Zie Dierk. bl. 177).
B u ik p o o t ig e n of Slakken. (Zie Dierk. bl. 179).
De slakken, welke soms voor onze ooftkultuur schadelijk zijn,
zijn N a a k t e s l a k k e n (Limax) en H u i s j e s s l a k k e n (Llelix).
Het mag overbodig geacht w o rd en , de verschillende so o rte n , die
in dezen nadeel te
weeg kunnen b ren gen
, uitvoerig te
bespreken.
Onder de naakte
Fig. 36. Grauwe veldslak (Limax agrestis) ; nat. gr. 3 9 ^
dient bier vermelding de ook voor den landbouw en de groenteteelt
zoo schadelijke g r a u w e . v e l d s l a k of a k k e r a a r d s l a k (Limax
agrestis L .), 30—60 mM. la n g , langwerpig, glad, met donkere
voelers en grauwe, soms roodachtig getinte rugzijde en lichtgrijze,
bijkans witte buikzijde.
Onder de huisjesslakken (fig. 37) vermeld ik:
d e t u i n h u i s j e s s l a k (LLelix hortensis Müll.): 15 mM. hoog
en 19 mM. breed; kleur van het huisje: geel, rood of roodbruin,
met vijf of minder donkere b an d en , en met witten mondzoom;
de g ewo n e h u i s j e s s l a k (Llelix nemoralis L .), even groot
als of iets grooter dan de vorige en met dezelfde kleurvariaties,
maar met bruinen mondzoom;
de b o o m h u i s j e s s l a k (Helix abustorum L .), die 18 mM.
hoog wordt; kleur van het huisje k a stan jeb ru in , met talrijke,
stroogele vlekken en ook meestal met een’ bruinen band.
De slakken houden zich bij droog weer altijd over dag schuil
en komen dan alleen bij avond te voorschijn; bij vochtig weer
Fig. 37. Wijngaardslak (Helix pomatia), nat. gr.
vreten zij ook over dag. Hoe meer vochtigheid en warmte, des
te meer vertoonen zij zich en des te grooter is de sch ad e, die
zij teweeg brengen.
Vooral de huisjesslakken kruipen gaarne in de b o om en , en
vreten de knoppen en de jonge bladeren af. Bepaaldelijk hebben de
jonge boompjes in kweekerijen er soms veel van te lijden. Ook
rijp ooft, ’t zij dat het nog aan de boomen zit of op den grond
is gevallen, wordt door slakken gegeten. De rijpe aardbeien hebben
inzonderheid veel van de ak k e ra a rd slak , trouwens ook wel van
andere soorten van naakte slakken, te lijden.
B estrijding. Huisjesslakken zoekt men gemakkelijk van leid-
boomen en pyramiden af; men doodt ze, door ze in een’ kuil met
6*