
A
eerst te voorschijn komen, als de plant volledig aan ’t bloeien
is , — zulke
soorten (zooals
b.v. Gar-
teninspec-
tor Koch)
lijden weinig
van v o r s t,
omdat de
bloemknoppen
en bloesems
er zeer
langen tijd
en zeer goed
beschut zijn.
S o o rten ,
die — zooals
L axton's
T-- J, , r ig . 0tt4o . Grxe giODd1 e • jonge Ni oAb l^e, —
Fig. 51. Links : gezonde, rechts :
bevroren kersebloesem, nadat de kruisbes, ook in doorsnede; SlGChtS weikroonbiaderen
zijn afgevallen. vergroot. nig bladeren
v o rm en , welke zich vlak u itsp re id en , —
zulke soorten stellen h are bloemknoppen en
bloesems veel meer aan den invloed van lage
temperaturen bloot en lijden dus veel meer
van nachtvorsten. — Onder de soorten , die
van vorst zeer weinig te lijden hebben, behooren
Lucida perfecta, witte ananas,
Garteninspeetor Koch en K oning Albert
van Saksen; de laatstgenoemde soort, omdat
zij zoo laat bloeit.
Twijgen, waarvan het hout tegen het n a ja a r
Fig. 53. Bevroren niet voldoende , , gerijpt” i s , zijn meer waterrijk
jonge kruisbes; beneden: ¿ an zulke, bij welke het hout tegen ’t invallen
op doorsnede en vergr. ^ j &
j
van de koude zijne normale s tru k tu u r heeft
aangenomen. Daarvandaan dat van vele soorten van fruitboomen,
die niet goed voor ons klimaat g eë ig en d 'z ijn , tie twijgen
in den winter bevriezen.
2. Beschadiging van bast en hout door vorst.
Deze beschadiging vertoont zich slechts op bepaalde plekken
van den stam en de tak k en , dus zeer locaal. Men onderscheidt
schorsbrand of brandplekken van de sehors en vorstkanker.
Schorsbrand of brandplekken van de sehors. Hier van spreekt
men wanneer aan boomstammen en -takken kleinere of grootere
stukken bast ineen drogen, zoodat men ze gemakkelijk van het
houtlichaam kan losscheuren. Zij vallen eerst in ’t voorjaar of
den zomer in ’t oog, d aa r deze plekken in de bast eerst dan h aa r
sap zoover verloren hebben, dat zij ste rv en , bruin worden, samenschrompelen.
Deze brandplekken kunnen zeer verschillend van
omvang zijn: aan stammen zijn zij soms wel een Meter lang en
van verschillende breedte; aan dunne stammetjes en aan takken
komen zeer kleine brandplekken voor, dikwijls, maar niet altijd, om
een’ knop heen. Soms is bij zulke kleine brandplekken de schors
niet ingezonken en uitgedroogd, maar eenigszins blaasvormig
opgezwollen en dan overlangs en overdwars g eba rsten, zoodat
de schors er op die plaatsen als geschubd uitziet. De b ran d plekken
zijn later door kurkweefsel omgeven en aldus van het
omgevende levende weefsel afgezonderd. Is de sterfte niet te diep
in het bastweefsel van stam of tak doorgedrongen, dan worden
de doode plekken la ter afgestooten.
Dat dergelijke beschadigingen door de werking der koude worden
in ’t leven geroepen) is door opzettelijke proefnemingen van
Sorauer gebleken, die kunstmatig ooftboomtakken plaatselijk aan
koude blootstelde.
De stammen vertoonen de vorstbeschadigingen dikwijls aan den
Zuidkant. Daar wordt door de voorjaarszon, of soms reeds door
de winterzon, de schors het eerst tot levenswerkzaamheid opge-
11*