
rii iif . i i , s r
Bl : iP
¡i!: ïf
»
f: •
■k
il
nil*
In vele streken van Nederland, waar aan de teelt van zwarte
bessen wordt gedaan, is de ,,rondknop” eene zeer gevaarlijke
plaag. Ook in Engeland en Schotland komt zij veel voor; naar
het schijnt, in Duitschland nog maar weinig.
c. De „pokziekten" van hladeren.
De P h y to p tu s-so o rten , die bij bladeren de ,,pokziekte” teweegb
ren g en , houden zich inwendig in de aangetaste bladeren o p , en
veroorzaken eene opzwelling van het bladmoes, waarvan de cellen
buitengewoon sterk in
de lengte groeien. Zoo
ontstaan pulsten op
het blad (,,pokken” ) ,
die aanvankelijk lichter
groen zijn dan de niet
opgezwollen gedeelten,
en die soms een tijdlang
rood gekleurd zijn,
maar ten slotte sterven
en dan b ru in worden.
Z u lk e,,p o k k en ” vindt
men enkele malen op
de bladeren van den
appelboom, op die van
lijsterbes, walnoot en
enkele andere boomen;
maar verreweg het
Fig. 35. Pereblad, lijdende aan pokziekte.
meest komen zij voor op de bladeren van den pereboom, die
d a a rd o o r, ook in ons la n d , ernstig ziek wordt.
De p o k z i e k t e d e r p e r e b l a d e r e n , veroorzaakt door
Phytoptus P iri Sorauer.
Deze ziekte vertoont zich in den vorm van geelgroene bladopzwellingen,
die bij jonge bladeren vaak rood gekleurd zijn, en
dikwijls in twee strooken evenwijdig aan de middennerf gelegen.
(Zie bl. 68). Wanneer men eene doorsnede maakt door eene
zoodanige opzwelling of ,,p o k ” , dan ziet men dat de opperhuid
zoowel aan den bovenkant als aan de onderzijde van het blad
naar buiten gebogen i s , en wel tengevolge van de omstandigheid,
dat de cellen van het bladmoes sterk vergroot zijn, vooral in de lengte,
zoodat de intercellulaire holten (de ruimten tusschen de bladmoescellen)
buitengewoon in omvang zijn toegenomen; de cellen
zijn dus tamelijk wel los komen te liggen, ten gevolge waarvan
het inwendige van het blad meer of min sponsachtig is geworden.
De opperhuid vertoont aan de ondervlakte van het blad eene kleine
opening, die als ingang van de pokachtige opzwelling fungeert.
Men vindt meestal verscheiden bladeren aan den zelfden twijg
aangetast: bladeren, die zich aile uit denzelfden knop ontwikkeld
hebben; terwijl van andere twijgen aile bladeren vrij blijven. Dit
wordt veroorzaakt door de omstandigheid, dat de galmijten, die
de oorzaak der ziekte zijn, in de knoppen overwinterd hebben.
(Zie bl. 66). De meeste b la d e ren , die aangetast word en , vertoonen
dan ook de ziekte reeds op het tijd stip , waarop zij uit den knop
te voorschijn komen. In Mei vindt men niet dan bij uitzondering
eene enkele galmijt in zoo’n pok, maar wèl de eieren, die
± 0,05 mM. lang zijn. De galmijt nl. schijnt, nadat zij in het
blad is binnengedrongen en d aa r eieren gelegd heeft, de pok
weer te verlaten. (Zie bl. 69). Later in ’t ja a r vindt men in de
pokken de jonge galmijten in grooten getale. Langzamerhand
beginnen de pokken b ruin te worden en dood te gaan. De galmijten
kruipen er intusschen uit en begeven zich n a a r de jonge
knoppen om in deze te overwinteren.
Waar de pokziekte in erge mate optreedt, is zij oorzaak dat
een groot gedeelte van de bladsubstantie veel te vroeg aan hare
werkzaarnheid onttrokken wordt. De bladeren, die reeds in hunne
eerste jeugd met pokken dicht bezet z ijn , sterven in hun geheel af.
Bestrijding. Het eenige middel, dat men ter bestrijding van
de pokziekte k en t, bestaat in het verwijderen en vernietigen van
de aangetaste bladeren. Dit moet geschieden in elk geval 7Óór de
Land- en Tuinbouwh.; Ziekten en Besch. der Oojtboomen, IV. 6