
fil
ät
/Tn , i í ' .1
1 r
! t
dooden. Om te toonen dat de bovenbeschreven methode resultaten
kan hebben, geef ik in fig. 64 de afbeelding van een stuk van
eene lomp, die men als vangmiddel heeft aangewend in eene
kam er, waar men een’ grooten voorraad appelen, en nog wel
uitgelezen w a a r, ongeveer eene maand lang bewaard had. Men
ziet de talrijke cocons, waarin de rupsen zitten. Soms vindt men
in de bovengenoemde opgehangen of neergelegde ,,vallen” , of
tusschen neergelegde lompen en stukjes p apier, honderden, ja
meer dan duizend rupsen. — Men neme als materiaal voor ’t a an leggen
van vallen binnenhuis geen wollen, maar katoenen lompen of
dekens, want door wol zou men kleermotten in de huizen kunnen lokken.
Oude moltondekens zijn voor het beoogde doel bijzonder geschikt.
Verder kan men ook , ,vallen” a an b ren g en , met het doel om de
rupsen te lokken, die de appelen en peren verlaten, terwijl deze nog
buiten zijn; ’t zij dat zij nog aan de boomen zitten of dat zij op den
grond liggen. Daar de rupsen niet uitsluitend zich inspinnen onder
de schorsschubben van de boomen, in welker vruchten zij leefden,
maar ook onder die van andere in de nabijheid staande boomen, en
eveneens aan païen, aan schuttingen (bij leidboomen vooral tusschen
de schutting en de d aa r längs gespijkerde latten), enz., zoo moet men
ook dáár de vallen aanbrengen. Het verdient aanbeveling, althans bij
leidboomen, de vallen óók aan de grootere takken te bevestigen. Die
vallen moeten zóó zijn in g e ric h t, dat de rupsen er eene schuilplaats
vinden tegen de k o u d e , maar vooral ook tegen de vochtigheid. Men
neemt in ’t algemeen banden van p apier, dat zoo min mogelijk water
doorlaat, en waaronder houtwol, laken, stroo of wel gericheld bord-
papier is aangebracht. Voor de inrichting dezer ,, rupsen vallen” , die
metéén tegen andere schadelijke insekten goede diensten kunnen doen
(zooals tegen den appelbloesemkever, de donsvlinderrupsen j en z .),
zij verwezen n aa r deel I. Het afnemen der banden kan geschieden,
zoodra de koude in ’t n a ja a r flink is ingevallen; want dan komen
geene nieuwe insekten er zich meer onder verschuilen. Treedt
men alleen tegen de rups der wormstekige appelen op, dan kan
men ze reeds wegnemen, zoodra al het ooft geoogst is. Het best doet
men, de banden te verbranden; heeft men stukken laken, enz.
aangewend, die men later voor ’t zelfde doel weer wil gebruiken
dan zoeke men er de cocons af en verniele die. Het is goed, bij
t afnemen der banden ook de stamoppervlakte daaronder nauwkeurig
na te kijken, aangezien ook daar tegen aan, in kleine uit-
hollmgen van de s c h o rs , zieh wel eens vele ingesponnen rupsjes
bevinden. — Laat men de banden gedurende den winter zitten,
dan komen vaak Spechten, boomklevers en andere vogels, en
hakken ze stuk om er de insekten onder weg te halen. Maar daarbij
kunnen soms heele lappen van zoo’n band losraken en wegwaaien-
daarom is het b e te r . zelf tijdig de banden weg te nemen.
Voor ’t overige zij n a a r deel I verwezen. (Zie register in deel IV).
De r u p s d e r w o rm s t e k i g e p r u im e n (Carpocapsa oi
Grapholitha funebrana Fr.).
De vlinder is kleiner dan die van de voorgaande soort. (Lengte
5 mM., vleugelspanning 14,5 mM.). Voorvleugels
tamelijk wel driehoekig, ongeveer
van dezelfde kleur als die van de
voorgaande soort: vrij gelijkmatig aschgrauw
en grijsbruin gestreept. ¿De vlek
aan ’t uiteinde der voorvleugels is groot j
ovaal, aschgrauw, en heeft een’ doffen
loodglans. Achtervleugels licht bruingrijs
met geelachtig wit franje.
Rups 12 mM. la n g , op den ru g rood,
^¥=5^ buikzijde witachtig. Kop zwartb
ru in , halsschild niet.
Deze soort is in ons land veel zeld-
zamer dan de voorgaande. Zij komt in
Limburg, Noord-Brabant en Gelderland
voor; of zij in de andere provinciën wordt
aangetroffen, is mij niet bekend.
Het volwassen insekt vliegt in Juli.
Het wijfje legt h are eieren, ieder afzonderlijk
Fig. 65. De worm in de
pruimen {Carpocapsa ftine-
brana): rups, vlinder, aangetaste
prnim ; ongeveer nat. gr.
, aan de nog onrijpe pruimen (ook wel e e n s , n aa r Taschen-
y i
Í..
■My