
u
.
Voortplantingswijze: nog onvolledig bekend; deze soort legt n aa r
alle waarschijnlijkheid eieren. De mannetjes
zijn ongevleugeld en ontwikkelen
zich onder langwerpige, kielvormige
hulsels. — In fig. 26 is boven aan
de afbeelding gegeven van het volwassen
wijfje, dat vleeschkleurig rood
is met een honiggeel achterlijf; de
diameter des lichaams bedraagt niet
veel meer dan 0.25 mM. Beneden is
het schild afgebeeld, dat het wijfje
bedekt, en waaraan men in ’t midden
de huid der larve z ie t, die bij de eerste
vervelling is afgestooten. Beneden het
wijfje zijn twee (ongevleugelde) mannetjes
afgebeeld (men ziet duidelijk het
lange parin g so rg aan ); d a a ro n d e r, in
’t midden, nog een mannetje; rechts
eene pop, waaruit een mannetje zal
ontstaan; links het langwerpige, aan
de rugzijde kielvormige hulsel, w aa ronder
zich het mannetje ontwikkelt, en
waarop zieh — evenals op het v ro u welijke
schild — de larvehuid bevindt,
die bij de eerste vervelling werd afgestooten.
De mannetjes zijn vleeschkleurig
rood en hebben zwarte oogen. — De
roode ooftboomschildluis werd tot d u sver
in F ra n k rijk , in den Rheingau, in
Baden en Tirol aangetroffen. In 1902
werd zij voor 't eerst door mij in
l i g . 26. Gedaauteverwisseling Nederland gevonden.
van Diaspis fallax; vergr. (Zie ta •• i i
den tekst). He wijze, waarop de roode ooftboomschildluis
schadelijk wordt, verschilt niet
van die, waarop de beide vorige soorten nadeel teweeg brengen
(zie ook bl. 29). Zij vormt, in duizenden bijeen voorkomende,
ook ruwe, , , schurftige” korsten aan de oppervlakte der twijgen.
Fig. 27. Calville, bezet met Diaspis fallax (naar eene photographie).
Ik zag h aa r bij een Zomer-Calville ook vrij geregeld op de appelen
overgaan, waarop zich om iedere schildluis heen eene roode vlek
vormde (zie bij de San José schildluis; bl. 30).
De k o m m a v o rm i g e of m o s s e l v o rm i g e s c h i l d l u i s
(Mytilaspis p om o rum Bouché; ten onrechte ook wel
genoemd M. conchaeformis Gmelin).
Het geslacht Mytilaspis onderscheidt zich van de geslachten
A sp id io tu s en Diaspis d a a rd o o r, dat zij geen ro n d , maar een
ovaal of zelfs zeer langwerpig schild hebben. Dat van de bier
bedoelde soort is zéér langwerpig. Zij is in bijgaande fig. 28
afgebeeld. a stelt voor de vrouwelijke schildluis, van den tak
4*
-JL______ -----------------------------