
li 7
r■ F
! ' y
F .il
d ig e n , is dus hoofdzaak : dat wij in eene bepaalde streek slechts
die variëteitçn te len , welke goed tegen ’t klimaat en tegen de daar
veelvuldig heerschende ziekten en beschadigingen bestand zijn,
en 20. dat wij door onze wijze van bebandeling en verpleging de
boomen in zoodanigen toestand b re n g e n , dat zij aan de heerschende
schadelijke invloeden zooveel mogelijk weerstand bieden.
Daartegen nu wordt maar al te vaak gezondigd. Onze fijnere
soorten van peren bijv. zijn voor ’t meerendeel afkomstig uit
streken met warme ziomers, waar ook de warmte in ’t voorjaar
vroeg in valt; d aa r worden zij geteeld op een’ sterk bemesten, en
daarbij waterrijken bodem. Brengen wij nu zulke soorten over
n a a r streken, waar de voor ja a r s warmte eerst laat in tre e d t, waar
de zomerwarmte geringer is dan in h a a r vad e rlan d , waar de
herfst vroeg in v a lt, waar de bodem wèl vochthoudend, maar
tevens koud is , — dan ontwikkelen zij zich in ’t voorjaar veel
te vroegtijdig, zoodat zij veel van vorst lijden; de ontwikkeling
der knoppen wordt v e rtra a g d , waardoor deze en de langzaam en
onregelmatig zich ontwikkelende bladeren veel meer kans hebben,
door insekten (bijv. perebloesemkever) en schadelijke zwammen
(bijv. Fusicladium) te worden aangetast; het jonge hout is nog
niet rijp , wanneer reeds de najaarskoude in v a lt, zoodat het in den
winter bevriest. Zoo komt het dat bijv. Duchesse d ’Augoulême, Diels
boterpeer, de Winterdechantspeer in zonnige, warme streken best
gedijen, maar voor ons k o u d , vochtig klimaat minder deugen. Zoo
heeft iedere streek bepaalde ooftsoorten, die er gedijen willen, terwijl
andere er kwijnen en van allerlei ziekten en schadelijke invloeden
te lijden hebben. De Grav en stein e r, die het bier te lande uitstekend
d o e t, doet het in Znid-Duitschland slecht. Keizer Alexander brengt
op natten bodem dikwijls rotte appelen v o o rt, maar past voor
drogere streken uitstekend. De Paradijsappel gedijt op onzen lagen
bodem minder g o ed , maar draagt uitstekend op hoogeren bodem,
zelfs met een ruw k lim a a t, als de grond maar niet al te droog en
behoorlijk kalkhoudend is.
Men tele dus in eene streek in ’t algemeen slechts die ooftsoorten,
welke voor die bepaalde streek geschikt zijn; soorten, welke niet
tegen ’t klimaat en de andere in die streek heerschende omstan-
digheden k u n n en , tele men er alleen op beschütte plaatsen en
onder ornstandigheden, welke zooveel mogelijk met die van de streek
van herkomst dier soorten overeenstemmen, en dan nog liefst als
leidboomen, in geen geval als hoogstammen. Wil men toch soorten
telen, die in eene zekere streek minder goed vooruit willen, dan
ente men die soort op eene ande re , welke er beter thuis is. Zoo
bijv. ente men appelsoorten , die bij ons erg aan kanker lijden,
op stammen van so o rten , die hier te lande weinig vatbaar voor
kanker zijn. J a het kan zijn n n t hebben, dat men ook nog de
kroon van den boom uit de tegen kanker vrij wel bestand zijnde
soort v o rm t, en dat men de meer vatbare soort eerst ent op de
takken van die kroon.
Het moet hoogst gewenscht heeten, dat in verschillende streken
van ons land proeftuinen worden aangelegd, waarin nauwkeurig
de vatbaarheid van verschillende soorten van appelboomen, pereboomen,
enz. voor vorstbeschadiging, voor k an k e r, voor F u sicladium,
voor lu is , enz. wordt vastgesteld, om op die wijze te
komen tot de kennis van die vormen, welke in iedere bepaalde
streek bij voorkeur moeten worden aangeplant. Tevens zou men
in zulke proeftuinen door uitzaaien verschillende nieuwe variëteiten
kunnen in ’t leven roepen, van welke nauwkeurig de meerdere
of mindere vatbaarheid voor de belangrijkste ziekten «n bescha-
digingen zou moeten worden vastgesteld. Het zou mogelijk zijn,
op die wijze na verloop van tijd voor iedere streek de goede
soorten te leeren k en n en , die daar wegens geringe vatbaarheid
voor ziekte, de meeste aanbeveling verdienen.
In dit opzicht verricht zonder twijfel onze Luntersche Tuinbouw-
vereeniging een hoogst verdienstelijk werk. Reeds zijn door hare
bemoeiingen een aantal variëteiten van appelen v o o rtg eb rach t, die
zeer weinig vatbaar voor kanker zijn, en waarvan ook de vruchten
uitstekend voldoen. Dergelijke proeftuinen evenwel moesten in meer
streken onzes lands worden gestiebt. Want soorten, die uitstekend
zijn voor Lunteren en voor streken , welke in ligging met deze plaats
overeenstemmen, vallen soms in andere streken van ons la n d ,