
F f
' y
die soorten kweekt, welke voor die streek de meest passende zijn;
in ons land met zijne voorjaarsvorsten en betrekkelijk korte zomers
verdienen in ’t algemeen de laat bloeiende en tijdig rijpende soorten
de voorkeur; ten minste waar het niet geldt de teelt van ooft
onder glas of althans op zeer beschütte plaatsen. Van zulke voor
eene bepaalde streek geschikte soorten kan men door uitzaaiing
trachten andere soorten te winnen, en kieze daar de besten uit.
Het komt mij v o o r, dat sommige boomkweekers niet genoeg
letten op de afkomst van het entrijs. Nemen zij het entrijs van
een’ slecht groeienden boom, of van eenen, die achteruit is gegaan
in v ru ch tb a a rh e id , dan blijven zij soms ja ren voorttelen met
slechte enten. Als ik mij niet vergis, worden somwijlen in
kweekerijen als entrijzen de afgesnoeide twijgen van jonge boompjes
gebruikt, over welker waarde als vruchtboomen men in ’t geheel
met kan oordeelen, omdat ze nog geen vruchten dragen. Het
is zeker dat de kweekers door eene zorgvuldige keuze van het
entrijs tot de verbetering van vruchtboomen kunnen meewerken,
en omgekeerd door zorgeloosheid in dezen de degeneratie van
eene soort zeer in de hand kunnen werken. Bij aardappelen heeft
men hetzelfde verschijnsel, wanneer telkens als pootgoed wordt
gebruikt wat in hoofdzaak door stengels, die kleine aardappelen
lev e ren , wordt voortgebracht. .—
Teelt men nu de voor de bepaalde streek meest geschikte
variëteiten, dan is het nog volstrekt niet onverschillig, hoe men
ze behandelt.
In de allereerste plaats komt het er zeer op a an , dat men voor
iedere soort den juisten onderstam neme. Het hout van ent en
onderstam moet ongeveer van dezelfde constructie zijn. Met name
bij appels onderscheidt men soorten met taai hout en met broos
hout. Taai hout laat zich krom buigen; broos hout breekt, wanneer
men zulks tracht te doen. Bij het eerste zijn de vaten nauw,
bij het tweede zijn zij veel wijder, maar minder talrijk. Wordt nu
een griffel van broos hout op een’ onderstam van taai hout
geënt of omgekeerd, dan krijgt men geen volkomen vergroeiing
van beide; en de p la a ts, waar de boom geënt is , is dan zeer
vatbaar voor kanker. Bepaaldelijk wanneer taai hout op broos
hout wordt geënt, mislukt de veredeling bijkans altijd; het omge-
keerde gelukt nog wel eens, maar toch dikwijls niet.
Vaak wordt aan het kweeken der ooftboomen niet de noodige
zorg besteed. Den kweeker is het er hoofdzakelijk om te d o en , in
den ko rtst mogelijken tijd een’ leverbaren boom te kweeken; want
hoe eerder de jonge vruchtboom leverbaar i s , hoe meer de kweeker
verdient. Volgens Camman, aan wiens opstel in ,,C u ltu ra ” ik
eenige van bovenstaande mededeelingen ontleende, behoort bij
onze kweekers het zelf kweeken van Wildlingen tot veredeling tot
de uitzonderingen; ,,verreweg de meesten worden betrokken uit
F ra n k rijk , zijn zaailingen van variëteiten, die in ons klimaat niet
thuis behooren; komen uit een klimaat, dat droger en warmer is
dan het onze; waar de zomer vroeger begint, regelmatiger is en
later eindigt. In zeer vele gevallen wordt van sterk groeiende
tusschenstammen gebruik gemaakt, zooals van de ,,Rembour
mortier” en de , ,Lobin” . — Vele kweekers houden er eene spéciale
variëteit op na voor tu ss ch en s tam , die vlug en recht groeit, en
met trots toont men dan in de kweekerijen het ,,prächtige” lot,
in twee ja a r reeds op kroonhoogte.”
Zoodanige onderstammen evenwel, die aan ons klimaat niet
geaccomodeerd z ijn , mögen prächtige loten v o rm en , — doorgaans
is het hout niet gerijpt tegen den tijd , dat het koude jaargetijde
in v a lt, en het gevolg is: vorstbeschadiging, die maar al te vaak
op den voet wordt gevolgd door aantasting door de eene of andere
parasitische zwam.
Dat hier te lande de kweekers zich zoo weinig op het kweeken
van Wildlingen toeleggen, is zeker ten deele het gevolg van de
omstandigheid, dat onze bodem daarvoor in ’t algemeen wat te
d u u r schijnt; ten deele ook van het feit, dat vele van onze jonge
kweekers in ’t buitenland in de leer gaan en daar de beste resul-
taten van de aldaar gekweekte Wildlingen zien. Op hunne kweekerijen,
waar zij die wildlingep importeeren, gaat het öök goed,
maar de afnemer wordt er later de dupe van. —
Vatbaarheid voor vorstbeschadiging en voor ziekten wordt nog