
to - J
ritotol Í
VLIESVLEUGELIGEN (Dierkunde bl. 148).
Uit deze orde moeten bier worden behandeld: de wespen, de
mieren en de bladwespen.
W e s p e n .
De wespen zijn slank van lichaam; het eerste lid van het achterlijf
begint met een dun steeltje, vanda ar eene diepe insnoering tusschen
borststuk en achterlijf. De meeste soorten zijn zwart met gele of
roode banden of vlekken. Zij hebben niervormige o ogen, en dragen
in den rusttoestand de voorvleugels overlangs samengevouwen. De
vrouwelijke wespen (dat zijn bij de so o rten , welke in staten le v en ,
zoowel de onvruchtbare werkwespen als de tot voortplanting geschikte
koninginnen) zijn in ’t bezit van een’ angel. De wespen
voeden zich met allerlei zoete vochten : met sa p p e n , welke u it eene
boom wonde vloeien, — met het sap van zoete v ru c h te n , — desnoods
met honig, dien zij den bijen af stelen. Zij nemen echter geen’
honig uit de bloesems o p , en spelen diensvolgens geene rol bij de
kruisbevruchting der gewassen, zooals de bijen, die ook voor de
ooftteelt in dat opzicht van veel beteekenis zijn.
Men onderscheidt de wespen in twee groepen: dezulken, die
afzonderlijk leven, en dezulken, die staten vormen. Alleen de
laatsten kunnen in grooten getale voorkomen, en dan schade
doen. — De in staten levende wespen maken nesten uit eene soort
van papier, hetwelk zij bereiden door hout of bastdeelen fijn te
kauwen. De werkwespen zoowel als de mannetjes sterven tegen
den winter; alleen de bevruchte koninginnen overwinteren onder
m o s , in h e t inwendige van holle boomen, in huizen en s c h ü re n ,
onder v erandah’s of op andere plaatsen, waar zij eenigszins tegen
de feiste koude beschut zijn. In ’t voorjaar begint iedere koningin
met den bouw van een nest; tevens legt zij eieren en voedt zij de
larven. E e rst later in ’t 'j a a r wordt zij bij den nestbouw en bij
’t voed eren der larven bijgestaan door de intusschen uitgekomen
werkwespen. Bij de bijen overwinteren óók de arbeidsters en sterven
alleen de mannetjes tegen den winter.
Sommige wespen maken hare nesten in den g ro n d , anderen in
Fig. .87. Nest van Vespa germanica, verkleind. Daarnaast de vvesp, nat. gr.
het inwendige van holle boomen; nog anderen bevestigen het nest
;
ri :