
: d
Verder is het in ’t algemeen, met ’t oog op het ontstaan en de
toeneming van de gomziekte, aan te rad en , voor steenvruchten
een’ drogen bodem te kiezen, ondiep te planten en zooveel doenlijk
in den tijd van den groei aile wonden te vermijden.
Het geslacht Fusarium Link.
bevat zwammen, die in geen’ anderen dan den conidiëndragenden
toestand bekend zijn. Zij zijn saprophyten of parasieten; zij vormen
in de zelfstandigheid waarin zij le v en , eene zwammassa van vaste
g ea a rd h e id , van vlakken of eenigszins convexen v o rm , wit of licht
rood van k leu r, en dicht met conidiëndragers bezet, welke aan hun
uiteinde spoelvormige, eenigszins gekromde, van dwarswanden voorziene
conidiën afsnoeren. — Uit dit geslacht behandelen wij hier alleen
Fusarium Mori Lév., de oorzaak van de b l a d v l e k k e n z i e k t e
v a n d e n mo e r b e i b o om.
Deze ziekte komt zoowel bij jonge als bij oudere moerbeiboomen
voor. Aanvankelijk vertoonen zich op de bladeren licht geelroode
vlekken, die langzamerhand grooter en weldra vuilbruin worden.
De aangetaste bladeren verdorren ten slotte. Zoo worden soms
geheele moerbeiboomen midden in den zomer ontbladerd. Dat de
boomen daaronder zeer lijden, behoeft geen betoog. — Men heeft in
den winter in afgevallen, doode moerbeibladeren peritheciën aangetroffen,
die Fuckel met den naam Sphaerella Mori heeft aangeduid;
het is echter nog niet bewezen, dat deze — zooals Fuckel a an neemt
— den volledigen vorm van de conidiëndragende zwam
Fusarium Mori representeeren. In ieder geval is aan te rad en ,
de afgevallen aangetaste bladeren te verzamelen en te verbranden.
Het geslacht Dematophora R. H a rtig
wordt gevormd door zwammen, welker wit, licht- of meer donker
bruin gekleurd mycelium op plantenwortels woekert, en dat stijve,
borstelachtige conidiëndragers tot ontwikkeling b re n g t, welke be-
bestaan uit d ra d e n , die in de lengterichting uit eene menigte
myceeldraden zijn samengevoegd. Op bepaalde plaatsen vertakken
u
zieh deze draden meer of min tros- of schermvormig; de aldus
o n tstan e, draadvormige twijgen dragen aan vele boven elkaar
geplaatste zijdelingsche, zwakke, knobbelvormige verdikkingen
kleine, ééncellige, ovale sporen.
Dematophora necatrix R. H a r t., eene der oorzaken van het
w o r t e l r o t v a n d e n wi j n s t o k .
Deze zwam, die als oorzaak van eene ernstige ziekte van den
wijnstok m F ra n k rijk , Ita lië , Zwitserland, Oostenrijk en Zuid-
Duitschland opteeedt ( ,,Blanc des racines” , ,,b lan q u e t” , „ ch am pignon
blanc” in F ra n k rijk , , ,morbo bianco” in Italië genoemd),
is tot dusver in Nederland nog niet waargenomen; en ik zal er
dus kort over zijn.
Op sommige plaatsen in de wijnbergen ziet men bij de wijnstokken
de bovenaardsche deelen verwelken en geel worden; ten
slotte gaan zij dood. Langzamerhand breiden zich de plekken
waar zieh de ziekte vertoont, uit. Men vindt de wortels bezet met
een weelderig woekerend zwamweefsel, dat draderige huiden en
strengen vormt van sneeuwwitte, geelachtige, aschgrauwe of ook
wel zwartbruine kleur. Dit zwamweefsel omspint de wortels niet
slechts van b u iten , maar dringt ook in de schors binnen en
verbreidt zieh tot aan het hout; later dringt het ook het hout
binnen en wel door de mergstralen heen. Hier en daar breekt
de binnengedrongen zwam weer uit de uitwendig nog ongeschonden
schors n a a r b u iten , en vormt aldus aan de oppervlakte witte
vlekken van zwammassa. De zwam groeit ook door den grond h e e n ,
en verbreidt zich aldus van den eenen wortel n a a r den an d e ren , gaat
ook van den eenen wijnstok op den anderen over. Schors en bast
sterven af, worden b ru in , barsten open, en verdrogen of verrotten,
al n a a r de omgevende aarde meer droog of vochtig is. Het hout
wordt eerst d o n k e rb ru in , later b ru in g e e l, en murw. Op de schors
der stervende of gestorven wortels ontstaan kleine, zwarte knobbeltjes,
sklerotiën (zie bl. 15), op welke dergelijke conidiëndragers
kunnen ontstaan als aan het mycelium (zie boven aan deze bladzijde).
Dematophora necatrix kan van den wijnstok op andere gewas