
A Ai
102
toestand vaak lang mee, wanneer men slechts de opening, waardoor
de inwendige holte met de buitenwereld in verbinding s ta a t,
dichtmetselt. Op deze wijze zijn die boomen beschut voor inregenen,
alsmede voor ’t binnendringen van allerlei schadelijke insekten
en zwammen.
Wanneer van een’ boom een tak is afgezaagd, dan kan de
aldus aan de lucht blootgestelde wondvlakte door allerlei zoogenoemde
,,wondparasieten” worden a an g eta st, d. i. door zwammen,
die uitsluitend of althans bij voorkeur aan wonden in de boomen
binnendringen. Zoo is het bijv. ’t geval met vele hoedpaddestoelen
{Polyporus) , die eene ontleding van het houtweefsel in ’t leven
roepen; zoo is het met de zwam van den boomkanker. Ook sommige
insekten (bijv. boktorren) leggen bij voorkeur hunne eieren op
gewonde plaatsen tusschen bast en hout. Dan is het, om zulke vijanden
van de boomen verwijderd te houden, raadzaam, de wonden te
sluiten door ze met teer te bestrijken. Men laat vooraf de wondvlakte
eenigszins indrogen, en zorgt v e rd e r, dat het teer slechts
de wondvlakte overdekke en er niet te dik op gesmeerd worde,
zoodat het bij den tak zou neerdruppelen. Teer toch trek t eenigszins
in de weefsels, met name in het bastweefsel, in en doodt deze
zoover zij intrekt. Daarom maakt men bij verwonding van jo n g e
takken liever geen gebruik van te e r , maar van boomwas. E r
bestaan verschillende recepten voor boomwas; veel wordt nog steeds
het recept van den ouden Dr. Lucas gevolgd: men verwarmt
langzaam 2 KG. b a r s , zoodat het smelt, en voegt er d aa rn a twee
eetlepels lijnolie en 100 gram was bij. Nadat dit alles goed
dooreengeroerd en met elkaar dooreengesmolten i s , neemt men de
massa van ’t v u u r; en als deze eenigszins afgekoeld, ma ar nog
vloeibaar i s , giet men er lan g z a am , en onder voortdurend omroe-
re n , 200 gram vooraf matig verwarmde alkohol bij. Daarna laat
men alles afkoelen, en krijgt aldus eene ma ssa, die de consistentie
van honig heeft; men doet de aldus verkregen boomwas in blikken
doozen, en bewaart z e , afgesloten van de lucht. — Het spreekt
van zelf, dat wonden, die men met eene teer- of waslaag wil
bedekken, liefst eerst zoo glad mogelijk moeten worden afgesneden.
1 : '
Raadzaam is verder: de schors der boomen zoo glad mogelijk
te h ouden, en er met name in ’t late n a ja a r, alle korstmossen
en loofmossen tegelijk met de schorsschubben a f te h a le n , waartoe
men boomborstels van staaldraad kan gebruiken. Door verwij-
dering van mos en schorsschubben, verwijdert men meteen de
daaronder en daartusschen weggescbolen vijanden (rupsen van de
wormstekige appelen en p e re n , overwinterende d o n sv lin d e rru p sen ,
appelbloesemkevers, enz.). Overigens kan men door bestrijken of
bespülten van de ‘ boomstammen met kalkwater of kalkmelk verhin
d e ren , dat zich mossen daarop vestigen. Dit ,,kalken” moet
geschieden in den laten h e rfs t, als de bladeren zijn afgevallen. —
Jonge stammetjes beschermt men tegen den aanval van hazen
en konijnen het b e s t, door ze met spekzwoerd in te wrijven.
Het is hier de p la a ts , om gewag te maken van de zoogenoemde
„Leinewebersche com p o sitie " , eene zelfstandigheid, die men op
de stammen smeert om schadelijke insekten te v e rh in d e ren , zich
in te boren. — De Leinewebersche compositie wordt op de volgende
wijze bereid. Men neemt 21/2 KG. slechte ta b a k , giet daarop 30 Liter
warm w a te r, en laat dit op eene warme plaats 24 u u r staan te
trekken. Daarna perst men het tabaksextract goed uit. Dan voegt
men er eene gelijke hoeveelheid runderbloed bij. Verder neemt
men koemest, zonder strooisel of s tro o , en giet daarop k alkw a ter,
tot men er eene dunne pap van heeft g ekregen, geschikt om haar
met eene kwast op een’ boomstam te smeren. Bij die pap giet men
het mengsel van tabakswater en bloed, vervaardigd volgens het
boven aangegeven voorschift; en verder roert men alles duchtig
dooreen. Men laat de massa eenige dagen staan te g is te n , liefst op
eenigszins warme p la a ts, en roert h a a r gedurig om. Is de p ap ,
om h a a r met een kwast te smeren, wat te d ik , dan voegt men
er wat water bij; is zij te d u n , dan doet men er wat koemest bij.
Wanneer men nu de aldus vervaardigde Leinewebersche pap
op de stammen smeert, dan droogt deze op tot eene dikke korst
van eene bordpapierachtige massa, die onschadelijk is voor den stam
en er tamelijk lang aan kleeft. Het is een uitstekend middel tegen
den ,, ringworm” der pereboomen, tegen schorskevers, enz.; in