
i . f l
U ;
si|;ir
’ (
■ it,
f
de u iteondingsplaatsen van de halsvormige uitrnondingsbuizen der
in t inwendige van het vruchtlichaam gelegen peritheciën als zwarte
stippen zichtbaar zijn. De binnen de peritheciën in sporenzakken
gevormde ascosporen worden niet uitgestooten : de sporenzakken
worden week en veränderen in eene slijmige m a ssa, die met de
sporen er in naar buiten treedt. — De hier beschreven v ru ch tlichamen
behooren tot een zwam van het geslacht Valsa, en
wel tot de soort Valsa leueostoma. De Cytospora bleek niet
anders dan een ontwikkelingsvorm van
dezelfde- zwam te zijn; want het gelukte aan
Aderhold, om uit de ascosporen der Valsa
een mycelium te kweeken, dat later weer
de pykniden van de Cytospora v o rm d e .—
üit besmettingsproeven, door denzelfden
geleerde genomen, bleek echter dat de hier
bedoelde zwam niet kan binnendringen in
gezonde, onbeschadigde gedeelten van zwammen
of takken. In wonden g eb ra c h t, ver-
Fig. 76. Asci met asco- ^ij slechts sterfte van de omgevende
sporen van Fa/sa Cettcostoiwa, weefsels op kleine schaal; de wonden gena-
nog meer vergroot. zen spoedig weer en lieten plekken achter,
gelijkende op gesloten kankerplekken; de
zwam woekerde er niet in door. Maar gelukte h e t, deze vasten
voet te doen krijgen op plekken, die door eene andere oorzaak
waren doodgegaan, dan bleek zij d aa r saprophytisch verder te
kunnen leven, en later ook in levende weefsels te kunnen overg
a an , niet alleen in de hast maar ook in het h out, aldus groote
stukken van den stam of den tak doodend. De Valsa {Cytospora)
bleek dus te zijn een h a lfp a ra sie t, die — om schadelijk te kunnen
optreden — eene begünstigende oorzaak noodig heeft. — Aderhold
heeft in verschillende streken van Duitschland de meergenoemde
zwam op doode kersetakken waargenomen, maar overal kwam dit
verschijnsel ^ slechts sporadisch voor. Wat voor de Rijnstreek
eigenaardig i s , is niet het doodgaan van enkele ta k k e n , maar het
algemeen voorkomend epidemisch doodgaan der kerseboomen in
die streek. Wanneer daar ook al de zwam een groot aandeel mocht
hebben in het epidemisch voorkomen van ziekte en sterfte der
kerseboomen, zoo moeten er toch nog een of meer oorzaken in
’t spel zijn, die de algemeene uitbreiding der zwam en h aa r
parasitisch optreden mogelijk maken.
Welke die oorzaken zijn, is niet geheel duidelijk geworden.
Sommige onderzoekers hebben de sterfte bij de kerseboomen aan
den Rijn toegeschreven uitsluitend aan v o rst, bepaaldelijk aan den
invloed van voorjaarsnachtvorsten. Maar Aderhold heeft alweer door
kunstmatige aanwending van lage temperaturen aangetoond, dat
door vorst geene ziekteverschijnselen worden in ’t aanzijn geroepen
zooals die, welke men bij de kerseboomen in de Rijnstreek waarneemt.
Deze onderzoeker is tot de overtuiging gekomen, dat de
Valsa leueostoma de oorzaak der sterfte i s , mits deze zwam door
bepaalde weersinvloeden wordt in staat gesteld, als parasiet der
kerseboomen op te treden. Die weersinvloeden zijn misschien
verschillende: nu eens v o o rja a rsn a ch tv o rsten , een ander maal vorst
gedurende de w in te r, dan weer zonnebrand of droogte; ’t schijnen
in ’t algemeen weersinvloeden te zijn, waardoor de schors plaatselijk
wordt beschadigd. Die schorsbeschadigingen schijnen de poorten te
zijn, waardoor het de zwam gelukt, in de stammen en takken van
kerseboomen binnen te d rin g en , om van daar uit zich verder in
deze deelen der boomen te verbreiden. Zij zouden zonder noemens-
waardig nadeel voor de boomen genezen z ijn , wanneer de Valsa
niet aanwezig was geweest. Aldus is de meening van Aderhold.
Aan de hand van dezen geleerde wil ik hier nog eenige woorden
wijden aan de bespreking van de bestrijding der hier behandelde
ziekte. Vooreerst is gebleken, dat de verschillende soorten van
kersen in zeer verschillende mate door de sterfte worden aangetast;
en Aderhold raadt dus a a n , de zeer vatbare door minder vatbare
te vervangen. Maar in de Rijnstreek, waar vooral de ,,Geisepeter”
wordt aangekweekt, zal men deze k e rs , omdat zij zoo vroegtijdig
rijpe kersen levert, niet zoo heel gemakkelijk door andere soorten
vervangen; evenmin als men er bij ons spoedig toe zou overgaan,
om in plaats van de ,,me ikers” andere soorten te telen.