
M
l!.i I !■! ::
î;Î y!
|:i
’■ ' a ; A
r
]A
i:
A I
jiyi '"'I
■y ;
,i'"
y; A A
'''! -i'ii
li 'A 11717
I“ . itAi ; !
i!tA
M-
.;i I i '¡'1
b.
c.
ronde, oranjegele plekken, die een oranjegeel '
poeder afgeven, en door eene roestzwam,
lampsora epitea, worden teweeggebracht (vaiiiA^
weinig beteekenis).
Op de bladeren ontstaan eerst gele vlekken,
later aan den onderkant van ’t blad oranjeroode^
p u is tje s , die een evenzoo gekleurd poeder afgeven;3
ten slotte kle ine, hörenvormig gebogen, hoogsteni|
2 mM. h ooge, geelroode zuiltjes. Oorzaak vaD ^
dit verschijnsel is een andere roestzwam, Cronm
tium ribicola ( I I , 167).
Aan den onderkant ronde gele v lek k en , aan deD
bovenkant donkerbruine fluweelachtige vlekken,
door een’ gelen k ring omgeven, veroorzaakt dooi';^
eene vierde soort van roestzwam: Puccinia Ribik
( I I , 155).
d.
e.
B.
Ronde of eenigszins bochtige vlekken, eerst geel,f»
daa rna bru in en vervolgens wit met bruinen vrp
r a n d , worden veroorzaakt door de zwammen ’ A
Phyllosticta Grossulariae (op k ru isb e s ), P k y f ^
losticta ribicola (op aalbes en zwarte bes),A;'j
Septoria Grossulariae Westd. (op kruisbes) o|
Sphaerella Pibis Fuek. (op aalbes en zwarte bes)|
(Zie I I , 92, 96, 76.)
Kleine, bruine of zwarte, langen tijd door del
opperhuid bedekt blijvende plekjes, die dikwijls(
ineen smelten, zoodat soms de bladeren geheel o: %
voor ’t grootste gedeelte doodgaan, worden vei'
oorzaakt door Gloeosporium Pibis of Gl. cw'-.\
vatum ( I I , 89).
Vreterij aan de bladeren door bastaardrupsen {NematukJ^
ventricosus; I I I , 75), door rupsen van den donsvlindt) -D.
{Liparis. a u riflu a ; I I I , 104) of de bessenspanrufv:^
{Zerene g ro ssu la ria ta ; I I I , 111). ' '-t
IV.
Ziekteverschijnselen of vreterij aan de k n o p p e nm A )
I. „Po n d kn o p p e n " : de knoppen (b lad -en bloemknoppen)
zijn veel dikker en meer bolvormig dan de normale
knoppen. Zij gaan dood zonder uit te loopen; of wel
z ij' loopen nog eenigszins u i t , maar de b lad e ren , die
er zich uit ontwikkelen, blijven kortstelig, klein en
gekromd, en sterven spoedig. Oorzaak dezer kwaal,
die alleen bij zwarte bessen voorkomt, is de bessen-
g a lm ijt {Phytoptus P ib is; IV , 77).
II. In de nog gesloten knoppen en van daaruit in de toppen
der twijgen boort zich in de spruitvreter of knopworm
{Incurvaria capitella; I I I , 141), een aanvankelijk
rood, daarna geelachtig, vervolgens olijfgroen ru p sje,
met zwarten kop.
III. De knoppen worden afgevreten of uitgevreten door
mussehen, goudvinken of andere vogels ( I I I , 19).
Beschadiging of dood der t a k k e n en j o n g e s e h e u te n m
I. Inwendig vreten:
1 . in den top der jonge scheuten vreet do spruitvreter
{Incurvaria capitella; I I I , 141);
2. in het merg van de takken graaft de geelwitte,
bruinkoppige ru p s van de bessen-Sesia {Sesia tip u lifo
rm is; I I I , 89). De aangetaste takken en twijgen
blijven klein; vaak worden de blad eren , die eraan
z itte n , g e e l, en aan de oppervlakte vindt men boor-
g aten , die soms met uitwerpselen dichtgekleefd zijn.
II. Uitwendig. Aan de takken en twijgen zuigen schildluizen
{Mytilaspis p om o rum : IV , 51) on dopluizen {Pulvi-
n a ria ribesiae: IV , 58).
III. Takken en twijgen gaan dood zonder vooraf gaande
vreterij. Roode pulsten of wratten op de doode twijgen
{Nectria einnabarina: I I , 112).
Ziekten der s t a m m e n en w o n t e l s m
I. Het hout vergaat en wordt rood (,,rood ro t” ) , waardoor
de struiken in korten tijd sterven. Aan ’t benedeneinde
van de stammetjeS en op de wortels vertoont zich later
1^- 1 A: :
r