
s
tî
Si
il Sf',
'■ 'Mil
Fi
kring. Deze zwam brengt alleen teleutosporen voort, geene uredosporen.
Of zij ook een’ Aecidiumvorm doorloopt, — en zoo ja ,
welken, — is nog niet bekend. Wèl komt op de bladeren (en ook
op de vruchten) der bessenstruiken een Aeeidium voor, dat dikke
opzwellingen der aangetaste organen veroorzaakt en veel schadelijker
is dan de bovengenoemde Puccinia; echter is dat Aeeidium (fig. 94)
geenszins de voorlooper
van Puccin
ia P ib is , maar
wèl van de op Car ex
acuta (een sekgras)
levende Puccinia
Pringsheimiana
Klehahn. Puccinia
Ribis is voor de
bessenstruiken niet
van zeer groote
beteekenis.
PuGcinia P rin g sheimiana
Kle-
bahn, oorzaak van
de b e k e r r o e s t
d e r b e s s e s t r u i k
e n (fig. 94). Aan
Fig. 94. Bekerroest der kruisbessen {Aeeidium Grossulariae;
behoorende bij Puccinia Pringsheimiana), op
bladeren, bladstelen en vruchten.
den bovenkant der bladeren ziet men ronde, eenigszins verdikte,
geelachtige of bloedroode vlekken. Op deze plaatsen vertoonen zich
aan den onderkant oranjekleurige k u ssen tje s, die bij nader onderzoek
onder de loupe blijken te bestaa-n uit een groot aantal
b ek e rtje s, welke zich aan hunnen top op en en , en een goudgeel
poeder (Aecidiosporen) laten ontsnappen. Dergelijke sporen voortbrengende
vleezige opzwellingen vertoonen zich ook wel op de
bladstelen en op de nog onrijpe vruchten. Soms treedt de ziekte
in zóó erge mate op, dat de struiken er geheel geel van lijken.
Bepaaldelijk in vochtige jaren kan deze bekerroest aan kruis- en
aalbessen (minder aan zwarte bessen) hoogst nadeelig w o rd en , daar
de ontwikkeling en de functioneering der bladeren er door wordt
tegengehouden, zoowel als de ontwikkeling der bessen.
Wijl de bijbehoorende Puccinia-yovm dezer roestzwam
op sekgrassen (Carex acuta) le eft, wordt de bekerroest
der bessenstruiken vooral nadeelig in streken, die rijk
zijn aan k an a le n , slooten en andere w a te re n , aan
welker oe-
•vers de bedoelde
Carex
groeit.
De teleutosporen
van
deze Puccinia
^over-
winteren op
Carex als P.
Pringsheimia
n a
Klebahn.
//I
Fig. 95. Roest der frambozen {Phragmidium Bubi Idaei)
A =z Aeeidium, vergr.; B = teleutospore, zeer vergr. _ wijdere en
B
verbrande zoo spoedig mogelijk alle door roest aangetaste b lad e ren ,
en maaie in ’t n a ja a r alle g ra s , rie t, enz. aan den kant der
wateren af. In strek en , waar deze kwaal bijkans elk ja a r voorkomt,
is het goed, de struiken vroeg in ’t seizoen met Bordeauxsche
pap te bespuiten.
Het geslacht Phra gmid ium L in k
is gekenmerkt door langgesteelde teleutosporen, die uit een aanzienlijk
getal boven elkaar geplaatste kiembare cellen zijn samengesteld,
welke met elkander een tonvormig geheel vormen (fig. 95, 96). Deze
kiembare cellen zijn b ru in ; de steel en de topcel zijn kleurloos. —
Alle zwammen van het geslacht Phragmidium komen op Roosbloemige
planten v o o r, bij welke zij aan den onderkant der bladeren donker-