
Mf! ..
111 ' 17'
■.■ià'.y;
-Ifi'jy
J:i| !'to
.toù
J i
I I !
1 lU
vlinders de aa rd van het weer en die van den grond van den
grootsten invloed is: is deze laatste stijf bevroren of d oornat, dan
komen de vlinders niet te voorschijn; zoodra echter de grond
ongeveer d ro o g , maar niet h a rd bevroren i s , vertoonen zij zich. De
meest gewone tijd van verschijnen is November. Terwijl het wijfje
langzaam tegen den boomstam omhoog k ru ip t, fladdert het mannetje
daarom heen, en zoekt weldra eene soortgenoot van de andere
sekse o p , om er mee te paren. Spoedig daa rna legt het bevruchte
wijfje hare eitjes, doorgaans één voor één, tegen de nog sluimerende
knoppen van allerlei loofboomen. Wat de ooftboomen b etre ft, verkiest
zij de kerseboomen boven de appel- en pereboomen; onder
de woudboomen geeft zij de voorkeur aan eiken en beuken; ook
wilgen bestijgt zij zeer gaarne met het doel, er hare eieren aan
te leggen. Echter gaat zij ook kleiner hout- en struikgewas niet
voorbij, als hazelnoten, rozen, slee- en meidorens enz. Groote
schade brengen de zeer vroeg in ’t voorjaar te voorschijn komende
rupsen teweeg, d aa r deze de nog niet uitgebotte knoppen u itvreten
, en aldus niet alleen eene flinke bladvorming i n ’t voorjaar
tegenhouden, maar ook vooral aan onze ooftboomen het aantal
bloesems sterk doen verminderen. Somtijds worden zooveel knoppen
vernield, dat het publiek meent, dat zij door de vorst zijn omge-
komen. Gedurende het vreten spint het rupsje dunne draadjes om
de knoppen, en later om de zich ontwikkelende bladeren. Later
maakt het zich bepaaldelijk in kerseboomgaarden zeer nadeelig,
doordat het zich in de jonge kersen in v ree t, het nog groene
weefsel en den nog weeken steen daarbij voor een deel vernielende.
Wanneer aldus de kers voorgoed is bedorven, wordt zij niet verder
geheel opgepeuzeld, maar de ru p s ta st eene volgende kers aan.
In ’t begin van Ju n i is de ru p s volwassen; dan laat zij zich aan
eenen draad n a a r beneden, om op eene zeer geringe diepte onder
’t oppervlak van den grond te verpoppen. — N a tuurlijke vijanden.
Vele vogels, zooals meezen, b oomkruipers, winterkoninkjes, ook
vinken en musschen.
Middelen: ’t Gebruik van lijmbanden. Hierbij zij nog opgemerkt,
dat men de banden vóór half October om de stammen moet hebben
aangebracht, en dat men ze dan met rupsenlijm moet bestrijken,
althans wanneer de grond niet hardbevroren of doornat is. Wanneer
de vorst zeer sterk is , komen de vlinders niet voor den dag; zij
komen dan later. Zoolang er nog mannetjes in de lijmmassa blijven
kleven, kruipen er nog wijfjes tegen den stam op: zóó lang dus
zorge men voor ’t geregeld kleverig houden der banden. Over de
lijmbanden zie verder: deel I; (register deel IV). — Daar de
wintervlinder zijne eieren ook aan de knoppen der wilgen legt,
zoo is het gewenscht, rondom ooftboomgaarden, die veel van de
rupsen dezer soort te lijden hebben, geene wilgen te dulden; want
d aa r men de ruwe, dikwijls geheel gespleten stammen dezer boomen
niet met goed sluitende banden kan bekleeden, zoo is het bij aanwezigheid
van wilgen niet wel mogelijk, door banden om de ooftboomen
den vijand op den d u u r uit de boomgaarden kwijt te rak en , daar
de wijfjes telkens weer hare eieren aan de knoppen der wilgen
leggen, en de vijand zich van uit deze boomen telkens weer in
volgende ja ren over de ooftboomen verbreidt. —
Omtrent de andere vier soorten van wintervlinders slechts deze
opmerkingen :
Fidonia a u ra n tia ria komt als vlinder in November te voorschijn,
en legt hare eieren aan de knoppen van ooftboomen, e ik en , iep en ,
linden en elzen. Zij is betrekkelijk zeldzaam.
F. pro g emm a ria komt in F eb ru ari of Maart als vlinder te
voorschijn; de rups leeft op dezelfde boomen als de voorgaande
soort; maar deze is niet zeldzaam hier te lande.
F. aescularia vertoont zich als vlinder in Maart, soms reeds
in F eb ru ari; zij leeft als ru p s op esschen, elzen, eiken, berk en ,
iepen, populieren, linden en andere boomen en struiken. Zij is
niet zeldzaam.
F. defoliaria komt als vlinder in October of November te voorschijn;
zij leeft alweer op dezelfde boomen als F. a u ra n tia ria ,
en wordt nu en dan, bij sterke vermeerdering, niet weinig schadelijk.
Uit de opgave van den tijd, waarop de vlinders te voorschijn
komen, kan men afleiden, wanneer het raadzaam is , tegen de
bepaalde soorten de banden te gaan aanwenden.