
' i
V. ZIEKTEN EN BESCHADIGINGEN, DEN OOFTBOOMEN
TOEGEBRACHT DOOR ANDERE PLANTEN.
I N L E I D I N G ,
fSii'U! GTi if ■
•U y
■m 'I
De soorten van p la n te n , die ziekten en schade aan onze ooft-
boomen teweeg b re n g e n , behooren tot verschillende groepen van
het plantenrijk. En d aa r in de „Geillustreerde Land- en tuinbouw-
bibliotheek” nog geen deeltje is versehenen, dat een overzicht
over het p lantenrijk, eene groepeering van de onderscbeiden
plantensoorten in verschillende hoofdafdeelingen, geeft, zoo is
het gewenscht, hier de indeeling van het plantenrijk op beknopte
wijze te behandelen.
Men verdeelt het plantenrijk gewoonlijk in twee hoofdgroepen:
I. de Zaadplanten of Phanerogamen en II. de Sporeplanten
of Cryptogamen.
Tot de eerste af deeling behooren verreweg de meeste plantensoorten
, die ons gewoonlijk onder de oogen komen: boterbloemen,
erwten, alle vruchtboomen, g ra ssen , lelie, enz. De zaadplanten
dragen bloemen, in welker vruchtbeginsel zich zaden vormen; de
sporeplanten vermeerderen zich door zoogenoemde „sporen".
Eene spore bestaat uit eene enkele cel of wel uit enkele cellen,
die onder günstige ornstandigheden gaan ,,kiemen” , d. i. zij
groeien uit en vormen aldus den aanleg van eene nieuwe p la n t.
Een zaad echter bevat reeds het jo n g e p la n tje (,,de k iem " ), en
de , ,kieming” van het zaad komt dus hierop n e e r, dat dit jonge
plantje begint te groeien, waarbij het de wanden van het zaad
Land- en T iinbouwb.: ZieUen en Besch. der Ooftboomen, II. 1
Will'
i:I!;.-
¡iLiü'y
- fsr ■
Ir-.' ''
Si'.