
ill t ■
69", X-
[i'ii i -
Ili: -p"
,3; I: '
ft-o ii ’'
j
Ji
I;
Si-1
{!' ; •. •
ii ' Ì' -
.Hu to
- I - - ' top.;;
■i ! :P ■:
t' r
-Ifplu
m
Fig. 15. . Stam, overdekt met San .José schildluizen, die aangetast zijn
door de zwam Sphaerosfilbe coccophiln.
37
schildluis werden geteisterd; maar praktische resultaten, i n ’t groot,
heeft men er niet van gezien. Het warme en vochtige klimaat van
Florida en Georgia werkt het gedijen van de bedoelde zwam in
de hand op eene wijze als dat elders niet plaatsvindt. Ook in
Europa treft men dikwijls schildluizen a a n , die door eene zwam
gedood zijn, en bepaaldelijk ook de bovengenoemde Sphaerostible
cocGophila werd in de Oude Wereld aangetroffen.
Bestrijdingsmiddelen.
Boomen, die met schildluizen bezet zijn, moeten vóór alles ratio-
neel behandeld worden. Vaak kan reeds eene doelmatige bemesting,
zelfs zonder aanwending van schildluizen doodende middelen, veel
goed doen: niet om de insekten te verdrijven, maar wèl om hunne
schadelijke werking op de boomen te verminderen. Ook hebben
in ’t algemeen boomen, die op eene open plaats s ta an , zoodat
lucht en licht van alle kanten toegankelijk zijn, van schildluizen
minder te lijden dan dezulke, die op erg ingesloten plaatsen
groeien. Maar wanneer een boom eenmaal met schildJpizen is
bezet, kan men die insekten niet weg krijgen: noch door bemesting
noch door den boom een’ meer vrijen stand te geven. Dan
zijn directe bestrijdingsmiddelen noodig.
Van veel belang is ook, dat men zorge, een’ boomgaard of eene
kweekerij, die vrij is van schildluizen, ook vrij daarvan te h o u d en ,
door te zorgen, ze niet van elders in te voeren met jonge boompjes
of met entloten. Het meest ra tio n ed is , deze — alvorens ze in
boomgaard of kweekerij te b re n g e n , met blauwzuurgas te des-
infecteeren (zie deel I , en register in deel IV). —
In gevallen, dat de schildluizen alleen aan de dünnere takken
van een’ boom z itte n , niet aan de dikke takken en aan de stammen,
kan het zijn nut hebben, dat men deze dunne takken tot
op het oudere hout afzaagt; er ontwikkelen zich dan opnieuw
jonge tak k en , die vrij van schildluis blijven. Deze methode wordt
het meest toegepast, wanneer de ooftboomen door d o p l u i z e n
(Lecanium) bewoond worden, die zelden op dikkere takken en