
tF
afbeelding van de pop, en vervolgens eene van de gevleugelde,
volledige mannelijke Lecanium Persieae. —
De vrouwelijke perzikdopluis is 4 mM. lang en 3 mM. breed;
zij ziet er uit als een omgeslagen bootje, bol aan de rugzijde.
Flg 31. Perzikdopluis {Lecanium Persieae). In, den linker benedenhoek: blad
met de kleine schilden, waaronder de aanstaande mannetjes zijn verscholen
(nat. gr.). Aan de rechter kant: een dergelijk volledig uitgegroeid schild, vergroot
, yan de rugzijde gezien. Daarnaast eene pop en een volwassen, gevleugeld
mannetje (alles vergroot).
Over het midden des lichaams strekt zich in de lengte eene iets
hooger nitstekende rib u it, aan weerskanten waarvan men eenige
overdwarsche rimpels ziet. De kleur is licht kastanjebruin. Sprieten
en pooten zijn, evenals bij aile , ,dopluizen” , aanwezig, hoewel
klein. — Uit de melkwitte eieren komen in April de larven te
voorschijn (fig. 30, rechts). Leeanium Persieae s,ehi]nt miAmiend
op den perzikboom te leven.
Eene tweede soort van p e r z i k d o p l u i s is Lecanium
ro tu n d um Péaumur.
Deze soort is 3 mM. la n g , en evenzoo breed en hoog, dus vrij
wel bolvormig, gelijkende op eene peperkorrel; zw a rtb ru in , roodb
ruin of wijnrood; bijkans glad. In de jeugd daarentegen p la t,
langwerpig ovaal.
Eieren rose. Larven licht rood, breed-ovaal.
Lecanium ro tu n d um is , volgens Goethe, de soort, die in zijne
omgeving den perzikboom benadeelt. In Nederland is L. Persieae
de eigenlijke , ,perzikdopluis.”
De w a l n o o t d o p l u i s {Lecanium Ju g la n d is Bouché).
Iets grooter dan ü . Persieae. Volwassen wijfjes langwerpig,
g rijsb ru in , met eene lichte ruglijn en lichte strepen. — Op walnoot.
De p e r e n d o p l u i s {Lecanium P iri Schrank).
Wijfjes zoo groot als Lecanium Persieae. Gemakkelijk te her-
kennen aan twee knobbels op ’t midden van het schild. Kleur
g rijsb ru in , knobbels roodbruin schitterend.
Eieren (in ’t voorjaar) vleeschkleurig rood. Larven dof geel.
Voornamelijk op den pereboom, maar ook op appelboom, perzik
en abrikoos, alsmede op meidoren.
De k e r s e n d o p l u i s {Lecanium Cerasi Goethe).
Wijfjes 4 mM. la n g , 3 mM. b re ed , 21/2 mM. hoog.- Glimmend
roodgeel. — Midden J u n i worden de talrijke vuilgele eieren gelegd,
waaruit lichtgele spoelvormige larven te voorschijn komen. — Op
kerse- en pruimeboomen.
De bont é p r u ime n d o p l u i s {Lecanimn variegatum Goethe).
Volwassen wijfjes 4.8 mM. la n g , 4 mM. b reed , 35 mM. hoog.
Wanneer echter de eieren zich beginnen te ontwikkelen, zwellen
zij tot bolle lichamen op; dan worden zij zeer dunhuidig en
hobbelig van oppervlakte; ook hebben zij dan eene glimmend