
lo
Ih- 6
!I■: ‘y
'i . > t . ; ‘ 'A■ ‘ •• í '
^ '
1 )
U '
A ••
II
door in den winter de twijgjes af te snijden en te verbranden ,
waaraan de eieren, tot ringen bijeengevoegd, gezeten zijn. Het
spreekt echter vanzelf, dat men dit middel
alleen bij leidboomen en kleine piramiden
kan toepassen, niet bijv. bij hoogstammen.
i
b. H e t v e r z a m e l e n ( v a n g e n ) v a n
s c h a d e l i j k e d i e r e n met b e h u l p
v a n a n d e r e d i e r e n .
Men kan schadelijke dieren ook door
andere dieren laten wegvangen. ln de
eerste plaats kan men daarbij gebruik
maken van huisdieren. Kippen, kalkoe-
n e n , eenden en varkens eten gaarne
meikeverlarven of engerlingen, ritnaalden,
veenmollen, a a rd ru p s e n , emelten, e n z .,
die zich in den grond bevinden, en ook
aan de wortels vooral yan jonge boomen
schadelijk worden. Nu zal men niet licht
tot het indrijven van varkens in boom-
kweekerijen overgaan; maar het indrijven
van bovengenoemde huisvogels kan onder
sommige ornstandigheden worden aanbevolen.
Ook verdient het aanbeveling, een
te rr e in , waarin zich veel van de bovenvermelde
Fig. 22. Boomschaar.
schadelijke insekten b ev in d en , en waarin men jonge
boompjes zou willen poten, vooraf te zuiveren door het indrijven
van varkens of huisvogels.
Ook in ’t wild levende dieren kan men in den strijd tegen
schadelijk gedierte te hulp roepen. P a d d e n , die men op aardbeiakkers
b ren g t, ver nielen d aa r eene menigte slakken. Als eene
kweekerij veel van grondinsekten (engerlingen, ritn aa ld en ,
a a rd ru p sen , veenmollen, enz.) lijd t, kan het zijn n u t hebben.
d aar mollen te brengen; men zal dit echter niet doen in laaggelegen
streken (Boskoop, Aalsmeer), waar de waterrat veel schade teweeg-
b r e n g t, omdat die graag van de molleritten gebruik m a a k t, zoodat
de aanwezigheid van mollen de waterratten n a a r de terreinen trekt.
Lievenheersbeestjes en hunne larven eten gaarne bladluizen en
schildluizen; het kan daarom goed zijn , op boomen, waarop laatst-
genoemde insekten veel voorkomen, lievenheersbeestjes over te
brengen. In sommige deelen van Californië heeft men de beruchte
San J o sé schildluis met succès bestreden door den invoer van
Australische soorten van lievenheersbeestjes, die zich bijzonder
sterk voortplanten.
2. HET LOKKEN VAN DE SCHADELIJKE DIEREN NAAR BEPAALDE
PLAATSEN , WAAR MEN ZE VERNIETIGT.
Verschillende insekten, die gedurende den winter wegschuilen
op pla atsen, waar zij voor de koude beschut zijn, doen dit bij
voorkeur onder de sehubben of in de reten van de schors. üitste-
kende schuilplaatsen biedt men dezen insekten aan, door de
stammen te omgeven met banden van p ap ie r, van binnen met
houtwol g ev o e rd , of ook wel met eenvoudige banden van gericheld
stroopapier, overdekt door eene laag geteerd p ap ie r, dat geen
water doorlaat. Daaronder kruipen weg o. a. de ru p s der wormstekige
appelen en p e ren , de overwinterende ru p s van den donsvlinde
r, de appelbloesemkever. Nadat in ’t n a ja a r de koude is
ingevallen, neemt men de ,,v an g b an d en ” af en verbrandt ze.
Enorm grooh is het aantal schadelijke insekten, ’t welk men op
deze wijze vernielen k an ; ik telde eens onder een’ v an g b an d , die
van een’ appelboom afgenomen w a s, 22 rupsen uit wormstekige
appelen, 60 overwinterende donsvlinderrupsen en 54 appelbloesemkevers.
Dat overigens ook niet schadelijke insekten onder die
vangbanden eene schuilplaats zoeken, spreekt wel van zelf; men
vindt er allerlei k e v e rs , verschillende poppen van vliegen en
m a ssa ’s spinnen onder. Onder de wegschuilende kevers bevinden