
y;
!
X .i.”
1 '■
¡: »F
i îf
y.
Thans laten wij een p aa r b l a d r o l l e r s o o r t e n volgen, d i e
in v r u c h t e n v a n o o f t b o om e n l e v e n .
De r u p s de r w o r m s t e k i g e a p p e l e n en p e r e n {Carpocapsa
p om o n a n a auct. — C. pomonella L.).
Vlinder: 10 mM. la n g , 21 mM. vleugelspanning; echter komen
ook kleinere exemplaren voor, zelfs van 16 mM. vleugelspanning.
Vleugels vrij langwerpig. Voorvleugels geteekend met afwisselend
grauwe en donkerbruine
dwarsstrepen; aan den
buitenkant voorzien van
eene b ro n sk leu rig e , meer
d o n k e re , ten deele als
koper schitterende vlek.
Achtervleugels glimmend
bruinachtig grijs.
’t Lichaam heeft de grondk
leur der voorvleugels,
maar met eenigszins zil-
verkleurigen glans. — In
de ru s t houdt de vlinder
zijne vleugels dakvormig
: Jonge appel, waarop Carpo- t e g e n ’t lichaam g e d ru k t,
capsa pomonana zijn eitje legt, 2 — vlinder, , , „ u ,
vliegend, 3 ~ id. vergroot. (1 en 2 nat. gr.). zoodat men alleen de voorvleugels
ziet, en het in sekt,
als het tegen een’ boomstam z it, nauwlijks opmerkt. De
wijfjes vliegen weinig, de mannetjes wat meer, maar slechts bij
avond of bij nacht.
De rupsen zijn in de jeugd w it, maar worden later meestal
vleeschkleurig, althans die, welke in appelen leven; die welke
zich in peren ophouden, blijven gewoonlijk geelwit. De volwassen
ru p s is 12—14 mM. lang. De kop, die bij de geboorte uit het ei
bijzonder groot is , is roodbruin; zoo ook het halsschild. Het lichaam
is met grauwe wratjes bedekt.
Het wijfje legt in Ju n i of Ju li hare geelroode eitjes, ieder
afzonderlijk, aan de nog niet volgroeide appelen of peren. Op
Fig. 61. 4 ~ Jonge appels, waarop bij iv, x, y , z eitjes zijn
gelegd. — 5 = oudere appel (één der pijltjes stelt het kleine, later niet
meer zichtbare inboringskanaaltje voor). Verder is er vreterij in ’t klokhuis
; en van daar strekt zich een gang naar de oppervlakte uit. —
6 = Volgroeide wormstekige appel (bij a en 6 openingen aan de buitenoppervlakte).
iedere vrucht wordt slechts één eitje gelegd, maar in ’t geheel
legt een vlindertje er ongeveer twee dozijn. Gewoonlijk wordt het