
^ x'?
ri,;-'
! ; ! F ; '
■ ' U v F ^. ,F;r'
iiF
■ri '-4
I ■' '( ■
Ü i^4 ' ■
waarop zich vormen veelcellige, loodrecht op de onderlaag staande
d rad en , die aan hunnen top conidiën afsnoeren (fig. 40). Zoolang
deze worden afgezonderd, blijft de m a ssa , welke onder de
opengebarsten blaas te voorschijn komt, wollig; later wordt zij
hard. Op deze zwarte plekken kunnen z ich ,
onder günstige ornstandigheden, ook peritheciën
{V en tu ria p irin a Aderh.) vormen;
dit geschiedt evenwel slechts betrekkelijk
zelden. Ook op de bladeren schijnen niet
vaak peritheciën te worden gevormd. Kiem-
bare conidiën echter zijn tot in den winter
en zelfs tot in ’t voorjaar op de , , schurftige”
plekken der peretwijgen aanwezig.
Zoowel deze conidiën, als de ascosporen,
welke in de peritheciën gevormd worden,
dragen bij tot de verbreiding van de
schurftziekte der pereboomen. Door conidiën
kan zich deze ziekte bijkans in alle
maanden des ja a rs verbreiden; de peritheciën
zijn rijp in ’t la atst van April of in
’t begin van Mei, en spuiten dan h unne
sporen uit. Dat de ziekte besmettelijk is ,
blijkt ook d a a ru it, dat zij zieh van den eenen
pereboom n a a r den anderen verbreidt; n a tuurlijk
het meest in ooftboomkweekerijen,
waar de j on ge boom j es zeer dicht bij een staan,
zoodat de takken en twijgen elkaar aan-
raken. De verbreiding der schurftziekte over
Fig. 43. Vlekken op een groote afstanden geschiedt echter bovenal
pereblad, veroorzaakt door doordat uit besmette kweekerijen pcreboom-
rusicladium pirinum. . i p je s, die aan de ziekte lijd en , n a a r elders
worden vervoerd; ook door enttrijs kan de verbreiding plaats vinden.
E r is een groot verschil in vatbaarheid voor schürft tusschen
de onderscbeiden soorten van peren. Men beweert dat die v a tbaarheid
ook van de streek a fh a n g t, in dier voege dat in de eene
streek eene bepaalde soort meer vatbaar zou zijn dan in de andere.
Wij durven daaromtrent geen bepaald oordeel uitspreken; hoewel
wij niet willen verzwijgen, dat het o n s, althans voor Nederland,
toeschijnt, dat de vatbaarheid van eene variëteit niet zoo heel veel
van de streek afhangt. E r zijn p ereso o rten , die bijkans nooit geheel
vrij blijven van de ziekte en in vochtige ja ren altijd erg worden
a an g e ta st, in welk deel van ons
land zij ook geteeld worden; —
andere soorten zijn e r, die overal
zeer weinig van schürft lijden.
In sommige gevallen waarin men
meent te hebben opgemerkt, dat
in de eene streek eene bepaalde
soort meer vatbaar bleek dan de
andere, terwijl in de andere streek
het omgekeerde het geval scheen,
is bij nader onderzoek gebleken,
dat niet het verschil in bodem of
khmaat dit verschil in v a tb a a rheid
van dezelfde variëteit in
’t leven riep , maar dat de oorzaak
moeçt worden gezocht in den
Fig. 44. P e e r , aangetast door Fusi- verschillende sta n d der bedoelde
cladium, barsten vertoonende. pereboomen. Hoe meer toch deze
boomen zijn ingesloten, hoe minder lucht en licht kunnen toetreden,
hoe minder de wind geregeld kan doorwaaien, des te meer heeft
de Fusicladiurn-zwam de gelegenheid voort te woekeren. Vooral
is dit ook het geval hoe dichter de pereboomen bij elkaar staan.
Volgens mededeelingen van den Heer Ide te Wageningen zijn
het meest vatbaar de volgende verscheidenheden: Ananas de Court-
n a i, Besi von Schonauen, Beurré Bachelier, Beurré d ’Hardenpont,
Beurré Diel, Beurré Six, Beurré Sterckmans, Bonne d ’Ezée,
Doyenné d ’h iv e r. Fondante des Bois, Ju tte p e e r, Louise bonne
d ’Avranches, Marie Louise, Napoléon, Passe Colman, Passe
Crassane, President Drouand, Vijgepeer, Nouvelle Fulvie.
-.¡y
H:
i . V
V
ri