
F4IN |i
ri : :
ï r -
î i' '
-iiïl
I îL 'f '■
4 . 'ri ■?
zich de grijze zwamkussentjes van de Monilia (fig. 84), en de a an getaste
vruchten schrompelen ineen; vooral de roode eierpruimen
worden op deze wijze erg aangetast. Bij sommige soorten van pruimen
evenwel, met name bij Reine Glandes en bij Mirabelles, ta st de
zwam wèl de vrucht a a n ,
maar vormt zij geen zwamhoopjes
aan de oppervlakte.
De aangetaste
Reine Claudes worden
blauwgrijs, de Mirabelles
bruin. De ziekte vertoont
zich het meest in
vochtige jaren.
De aan Monilia-rot
lijdende pruimen blijven
gewoonlijk niet lang aan
de boomen zitten, maar
vallen vroeg af. Daarom
is het, om verdere besmetting
te voorkomen, goed,
de boomen na regen te
schudden en de daarbij
afgevallen zieke pruimen
te vernietigen. Van veel
belang is het ook, te
zorgen dat de kronen niet
Fig. 84. Pruto met zwamhoopje» van 4 " 'r i'’®"’
die meer of min in concentrische ringen gerang- kunne doorschikt
zijn. waaien. Verder verwijs ik
n a a r wat op bl. 138 en 139
aangaande de bestrijding van de Monilia-ziekte der morellen en
kersen is gezegd.
Een enkele maal werd door ons geconstateerd, dat ook de toppen
van jonge twijgen in ’t voorjaar door de inwerking van de Monilia
atstierven. —
Het Mon i l i a - r o t v a n - d e a b r i k o z e n komt in hoofdzaken
met dat der pruimen overeen. Het plotseling afsterven van jonge
scheuten in J u n i moet in sommige gevallen waarschijnlijk óók op
rekening van Monilia worden gesteld, hoewel in andere gevallen
de gomziekte, in vooraf door vorst beschadigde takken opgetreden,
de oorzaak van de sterfte schijnt te zijn. —
De Mo n i l i a - z i e k t e v a n d e n p e r z i k b o om. De vruchten van
den perzikboom worden soms reeds iji zeer jeugdigen to e s tan d , als
ze nog maar zoo groot zijn als eene erwt of eene hazelnoot, door
Monilia aangetast, en dan gewoonlijk eerst op bepaalde plekken,
die geelachtig worden; maar weldra schrompelt het geheele vruchtje
inéén. Soms worden ook de bijkans of geheel volwassen perziken
aangetast; deze schrompelen dan inéén tot lichamen van de grootte
eener okkernoot. Gewoonlijk zijn deze, die men nog gedurende
den winter aan den boom v in d t, zwart gevlekt, daar zich op de
Moniliasklerotiën eene saprophytische zwartzwam {Cladosporium)
gevestigd heeft. — Monilia ta st ook de jonge twijgen van den
perzik aan en doet ze afsterven. Waarschijnlijk gaat ook hier de
besmetting van den Stempel u i t , hoewel dit nog niet is aangetoond. —
Ap pe l e n lijden veel aan Moni l ia- rot . Zij kunnen op iederen leeftijd
worden aan g eta st, worden bruin en vertoonen dan eene menigte
grijze zwamhoopen, meestal meer of minder duidelijk in concentrische
kringen gerangschikt (fig. 85, fig. 89). Wanneer men appelen k u n stmatig
besmet, door met eene naald onder de schil conidiën van
Monilia te b re n g e n , vertoonen zich de concentrische kringen dui-
delijker dan bij ap p e len , die in de n a tu u r zijn besmet geworden.
Waarschijnlijk ligt de oorzaak daarvan hierin: dat in de n a tu u r zoo’n
appel vaak op verschillende plaatsen te gelijk besmet wordt. Woronin
beweert, dat door de volledig ongeschonden opperhuid van den
appel de Moniliadvaden niet kunnen b in n en d rin g en , zoodat alleen
appelen, die kleine wondjes bezitten, kunnen worden geïnfecteerd.
Soms vallen de door Monilia aangetaste appelen op den grond;
maar vaak ook blijven zij aan den boom zitten, waar zij dan tot
lichamen ineenschrompelen, die nog geen derde gedeelte van den
oorspronkelijken omvang hebben (fig. 86).