
y? .5
6 ' r i
■ -ri
'-'h
y iii
:' "y
ri . • ,. . t
î *
.-: i -f
11
allen in het keverdistrikt zich vereenigen, en 2torgen dat zij tegen
het keverseizoen aan breekt, over voldoende middelen beschikken,
om gedurende den ganschen d u u r van de plaag met kevervangen
door te g a an , als ware het erom te doen, den laatsten meikever
weg te vangen. Eerst gaat het zeer gemakkelijk, een Hektoliter
kevers bij elkaar te krijgen: men schudt ze uit de boomen. Staan
deze boomen längs een’ weg, dan veegt men eenvoudig de uit den
boom gevallen kevers met een’ bezem bij elkaar; en anders vangt
men ze op een laken op, ’t welk men op den bodem onder den
boom heeft uitgespreid. Maar la te r, wanneer de kevers nog maar
alleen in s tru ik e n , h e e ste rs, leidboomen en hakhout zitten , moeten
zij met de hand bijeen worden gegaard; dan kost het veel meer
moeite, een Hektoliter bij elkaar te k rijg en , en moet men er dus
heel wat meer voor betalen. — Nog wil ik doen opmerken, dat de
mannelijke meikevers spoedig na de paring ste rv en , maar dat de
wijfjes eerst veertien dagen of langer na de paring eieren leggen
en vervolgens dood gaan. Tegen ’t einde van de keverplaag vindt
men dus bijkans uitsluitend wijfjes; en juist deze moeten met
’t oog op de voortplanting worden weggevangen. Daarom ook
vooral moet de vangst tot het einde van de plaag worden voortgezet.
Kan men dat n ie t, dan make men liever geene kosten, en
late het vangen geheel achterwege.
Het vangen moet geschieden in de vroege morgenuren, en kan
overdag alleen gebeuren bij donker weer en betrokken lucht. Dan
toch zitten de kevers tegen de twijgen te slapen; wordt de boom
geschud, dan vallen zij op den grond en blijven daar liggen.
Schudt men een’ boom, wanneer de zon schijnt, dan vallen de
kevers er wel uit, maar gedurende den val ontplooien zij hunne
vleugels en vliegen weg.
Het best brengt men dikke boomen in schudding, door tegen
de stammen te slaan met een’ houten h am er, dien men — om
den boomstam niet te beschädigen — met leer kan overtrekken.
Men zorge dat de boom plotseling flink in schudding w orde gebracht.
Wanneer men eerst zacht sch u d t, zoodat de meeste kevers niet
dadelijk uit den boom vallen, dan grijpen zich de insekten zooveel
te steviger v a s t, en laten zij zich ook bij voortgezet krachtiger
schudden niet licht uit den boom vallen.
Natuurlijk moet men de gevangen kevers dooden. Men kan dit
doen door de zakken, die met meikevers gevuld zijn, gedurende'
vijf minuten in kokend water te dompelen. Maar in tijd en , waarop
m a ssa’s kevers worden gevangen, is deze methode wel wat om-
slachtig en door de groote hoeveelheden b ran d s to f, die men noodig
heeft, ook kostbaar. Beter is h e t, de zakken met kevers uit te
störten in petroleum vaten; is zoo’n vat vol, dan wordt er zwavelkoolstof
in gegoten, en wel ongeveer 70 cM3 in ieder vat; daarna
wordt het vat gesloten: na 10 minuten zijn de kevers dood.
Het vangen van de meikevers kost veel geld; en men moet dus
tra c h ten , uit deze insekten eenige opbrengst te krijgen, waardoor
de gemaakte onkosten althans ten deele worden vergoed.
Men kan de meikevers als voedsel voor kippen en varkens
gebruiken; daarvoor zijn echter alleen öf de levende kevers, of
die, welke in kokend water gedood z ijn , geschikt. Die, welke men
met zwavelkoolstof heeft gedood, zou men eerst zóó lang moeten
laten lig g e n , tot de onaangename reuk van zwavelkoolstof er weer
af was. Ook kan men van meikevers geene onbeperkte hoeveelheid
aan kippen en varkens opvoeren, d aa r zij als een krachtvoeder
moeten worden beschouwd, en dus alleen nevens ander voedsel
kunnen worden gegeven. Een doelmatig middel om ze te conserveeren
is niet bekend.
Daarom zal men in de meeste gevallen er toe moeten o v e rg a an ,
de kevers tot mest te verwerken, waartoe zij dan ook door hun vrij
hoog gehalte aan stikstof en phosphorzuur zeer geschikt zijn. Men
stelt composthoopen sam en , door lagen a a rd e , kalk en meikevers
met elkaar af te wisselen.
De k a s t a n j e -m e i k e v e r (Melolontha Hippoeastani F.)
onderscheidt zich van den gewonen meikever door enkele kenmerken,
voornamelijk daardoor dat zijn sta a rtp u n t korter i s , recht n a a r beneden
gericht en n a a r ’t uiteinde toe iets verbreed (fig. 20). Hij is hier
3*