
t ’
M !;
to
.. f ■ Ï-' ‘ 'I
V [Ji
JtoJi -
Mu 'I uL
■ ' i;
to‘i:
iiî
1 Í
buiten het n e st, doch in eenen beperkten k rin g , die niet veel
meer dan 2 decimeter in doorsnede heeft. Eene maand later grijpt
de tweede vervelling plaats. Nu begeven zij zich verder van het
nest; zij beginnen ook allerlei gangen te maken; zóó ontsnappen
zij weldra aan het toezicht der moeder. In October of November
vervellen zij voor de derde maal; en daarna betrekken zij, nog
zonder vleugels, hunne winterkwartieren.
Na den winter, gewoonlijk in April of Mei, heeft de vierde vervelling
p la a ts, en dan zijn er vleugelstompjes zichtbaar, terwijl
eene maand la te r, met de vijfde vervelling, de veenmol zijne
geheele grootte verkrijgt en dan ook van vleugels voorzien is.
De veenmol houdt zich zoowel op bouwland en in tuinen als op
gras- en weiland en in bosschen o p , en wordt overal evenzeer
schadelijk. In ’t algemeen verkiest hij drogen grond boven natten:
echter wordt vochtige bodem volstrekt niet door hem vermeden. Hij
knaagt aan de wortels van alle mogelijke planten; zelfs de wortels
van ooft- en woudboomen zijn voor hem niet veilig. Toch schijnt
hij die van kruidachtige planten boven de meer ta a ie , harde boomwortels
te verkiezen.
De veenmol schaadt echter niet alleen door hetgeen hij opeet;
en daardoor zelfs niet in de eerste p la a ts, te meer daar hij zich
niet uitsluitend met plantendeelen v o ed t, maar ook andere insekten
nuttigt. Maar hij schaadt vooral ook door de gangen, welke hij
even onder de bodemoppervlakte aanlegt. Daarbij werpt hij niet
slechts, op de wijze van den mol, jonge planten uit den grond;
maar hij knipt gewoonlijk de plantenwortels, zelfs oudere wortels,
dwars door met de tand vormige uitsteeksels van de scheuen zijner
voorpooten, die hij längs den scherpen rand van de dij v a n ’t zelfde
lichaamsdeel beweegt. Op plaatsen, waar de veenmol zich door
den grond heeft voortbewogen, kan men de planten uit den bodem
lich ten , als men ze slechts met duim en vinger aanpakt. Op
p la a tse n , y a a ro n d e r het nest z it, verwelken alle planten. In kweekerijen
wordt de veenmol ook schadelijk aan de wortels van jonge
ooftboomen; want ook deze, al zijn zij houtig, ontziet hij niet.
Om door een voorbeeld aan te toonen, in welk aantal de veenmollen
soms aanwezig zijn, deelt Wttewaal een verhaal mee, ’t welk hij
van een’ geloofwaardigen tuinbaas onder Velzen vernaip. ,,In een’
moestuin namelijk had men steeds veel last van de veenmollen,
en door den eigenaar werd aan de tuinknechts voor iederen gevangen
veenmol één cent betaald. Op zekeren dag had het na zeer warm
weder buitengewoon sterk geregend, zóó zelfs, dat de moestuin
voor een groot gedeelte was ondergeloopen. Nadat het water was
weggezakt, gingen de tuinknechts op klompen (tegen het door-
zakken) n a a r een stuk g ro n d , waar de kool door de veenmollen
geheel vernield was. Dat terrein werd omgespit, en op eene uitge-
strektheid van 16 Ned. roeden werden 1400 volwassen veenmollen
u itg eg rav en , waarvoor toen door de tuinknechts / ‘ 14 ontvangen
werd” .
Middelen. In de eerste plaats zij hier vermeld het vernielen
der nesten; men beginne daarmee in Ju n i en ga er ook nog later
in den zomer mee door. Men moet het nest zoeken op die plaatsen
van ’t veld, waar de planten geel en verwelkt zijn over de
oppervlakte van een’ k rin g , die 1 Meter in middellijn heeft; in
boomkweekerijen op plaatsen, waar eenige bij elkaar staande jonge
boompjes beginnen te kwijnen; men voele daar met den vinger
in den g ro n d , waar het nest zit, en neme het voorzichtig op,
zoodat de eieren er niet uitvallen. — Men kan de veenmollen van
een zeker terrein er toe, b re n g e n , op eene bepaalde plek het nest te
maken, wanneer men daar penen uitzaait; want onder dit gewas
leggen zij bij voorkeur hun nest aan. — Men kan de veenmollen
ook in bloempotten vangen. Men sluite de in den bodem van den
pot aanwezige opening met eene kurk, en plaatse de bloempotten
zoodanig in den g ro n d , dat zij met den bovenrand komen te staan
even beneden de hoogte, waarop zich de gangen van het dier
bevinden; de bloempotten worden aldus tot vangkuilen; de insekten
vallen erin en komen er niet weer uit. — Wanneer men tegen
’t begin van den winter op terreinen,* waar veenmollen huizen,
bier en daar hoopjes paardemest neerlegt, dàn kruipen zij gaarne
daarin weg, omdat het daar warm is; men kan ze aldus verzamelen
en dooden.