
'ä
'i
F ■ j
« ■!
iîte
ü!
M !
: ,',uér
; Fi::«:
' ■ '''sIs
u y
■ "‘i: 71
::u atEi;
'6 îi
yy ri y
VIII INHOUD.
T w e e v l e u g e l i g e n {Diptera)..............................
Galmuggen: Perengalmuggen {Ceeidomyia nigra
en C. p ir ic o la ) ...........................................................
Rouwmuggen : Perenrouwmuggen {Sciara Piri en
Sc. Schmidbergeri).....................................................
Kersenmade {Spilographa C e ra s i)........................
Spinachtigen . . ...........................................................
Spinnende mijt of roode spin {Tetranyehus telarius)
Galmijten {Phytoptus) : algemeene zaken . . .
Viltvormingen (Erineumvormingen) .
(o. a. Phytoptus V i t i s ) .............................
Rondknoppen: .....................................................
aan h a z e la a r .....................................................
aan zwarte b e s ...............................................
Pokziekte der perebladeren {PhytoptusPiri)
a.
b.
G.
W e e k d ie r e n : Slakken (naakte en huisjes-slakken
{Limax en Helix)................................................................
VII. Ziekten , waarvan de oorzaak tot dusver
Blz.
59—63
59
60
62
63—82
63
65
71
75
75
76
77
80
82—84
ONBEKEND GEBLEVEN I S ...................................... . 84—95
Wortelknobbels bij o o f tb o om e n ................................... 8 6
Melkglans der bladeren van ooftboomen . . . . 89
Bruinvlekkigheid der wijnstokbladeren {Brunissure) 90
Vlekkigheid of stippeligheid van appelen . . . . 92
Glazige appelen...................................................................... ....
Steenige p e r e n ...................................................................... ....
Meelig worden van peren en a p p e l e n ........................9 3
Doorgroeiende p e r e n ...........................................................9 5
R E G IS T E R ...................................................................... 97-112
, r=i
•fl
i
VI. ZIEKTEN EN BESCHADIGINGEN, DEN OOFTBOOMEN TOEGEBRACHT
DOOR DIEREN.
(V ervolg).
2,
HALFVLEUGELIGEN. (Dierk. bl. 159).
Men verdeelt de Halfvleugelingen in;
1. die met ten deele leerachtige, ten deele vliezige voorvleugels
(fig. 1) , welke weer worden onderseheiden in;
a. waterwantsen ;
b. landwantsen;
die met geheel vliezige voorvleugels, welke men verdeelt in :
a. cicadeachtigen;
b. p la n ten lu izen , waartoe behooren:
1 . bladvlooien,
2. b la d lu izen ,
3. schildluizen.
De waterwantsen, die in slooten en plassen lev en , zijn voor de
ooftboomteelt onverschillig, en behoeven hier niet te worden
behandeld. De
Landwan t s en
zijn gekenmerkt door een’ kleinen platten kop, door middelmatig
lan g e, geknikte sprieten en pooten. De voorvleugels zijn aan hunne
ix -cd- en Tuinhouwh.-. Ziekten en Besch. der Oojtboomen, IV. 1
,1 i'F