
L"
i
uit de opening, en doorboort d aa rn a b are cocon, die geheel of
grootendeels in ’t hout achterblijft, terwijl de pop er uit ste ek t, uit
welke nu weldra de vlinder te voorschijn komt (fig. 47). — Vijanden.
De Spechten eten vele van de ru p se n , die ze uit de stammen uit-
hameren. Verder noem ik eene zwam, , B o try tis Bassiana, die m
’t lichaam der rups p ara site e rt, en deze tot eene h a rd e , broze,
mummieachtige massa doet■ s am e n s c h rom p e le n d ie uitwendig met
witte schimmelzoden bedekt is. Soms vindt men bijkans alle rupsen
in een’ en denzelfden stam aan den aanval der Botrytis gestorven. — .
Middelen. Wil men de vlinders vangen en dooden, dan moet men
in Ju n i en J u li, ’s morgens vroeg en ’s avonds even vóór
’t ondergaan der zon, n a a r de boomstammen k ijk en , waar men ze
dan doorgaans zittende zak aantreffen. Sterk aangetaste boomen
moet men liefst gedurende den w in te r. v eilen, omdat zij toch over
längeren of korteren tijd doodgaan, en een groot gevaar voor de
omgeving opleveren. Deze boomen moeten vóór den zomer worden
opgeruimd, daar anders de vlinders eruit zouden te voorschijn
, komen. Weinig aangetaste stammen bestrijke men met Leinewebersche
compositie (zie Register in ’t laatste d e e l), óók om het
n aa r b u ite n . komen van de vlinders te b eletten , wat echter niet
altijd gelukt, — niaar meer nog om in den zomer het wijfje te
verhinderen, weer eieren aan den stam te leggen. Met het oog
dâârop is het óók goed, de boomen, die in de nabijheid van sterk
aangetaste exemplaren s ta a n , met dezelfde pap te besmeren. Dit
moet evenwel eenige ja ren achtereen herhaald worden, d aa r de
roode houtrups 3 tot 5 ja a r in een’ stam leeft. — Met het oog op
het feit, dat de vrouwelijke vlinder bij voorkeur h are eieren aan
wondvlakten leg t, is het goed, de wonden, die bij het afzagen
van takken ontstaan zijn, met teer te bestrijken.
De g e l e h o u t r u p s {Cossus Aeseuli L. — Zeuzera p ir in a L.).
De vlinder (fig. 48) is 30 mM. lang en heeft eene vleugelspanning
van 60 mM." Kop, ru g en vleugels beider wit met eene menigte
blauwe vlekken. Achterlijf blauwzwart met witte ringen. De vlinder is
minder dik dan de voorgaande soort, maar even als deze, tra a g ,
en zit over dag geheel stil.
De ru p s is in volwassen staat 35—40 mM. lang. Kleur geel met
. vele zwarte
puntjes.
Kop donkerb
ru in ; hals-
scbild eveneens,
aan
den achterkant
van
wratten
voorzien.
De eieren
worden door
’t wijfje met
behulp van
hare legboor
in de stammen
van
vele soorten
van boomen
(appel-,
pere-,tamme
k a s tan je -,
hazelnote-
en walnoteboomen
,
verder in eiken
, linden,
Fig. 48. De gele houtrups [Cossus Aeseuli) luet pop en beuken, esvlinder
(nat. gr.). [ schen,eschd
o ren s, populieren, enz.) gelegd. In Augustus komen de rupsjes
uit het ei; deze vreten zich gangen in ’t hout en overwinteren.
Zij leven zoowel in zeer jonge boomen als in oudere stammen.
t e ;..... :.F
t o r i !
F F r i
*
■ ■ " f i
: . . f i 7 ' r i t o: .
■ F ...if ,'- '.
■ F r ri
s
' ' r i 7 '
l i . ; , : ,
,
ri ■
■ ■: y t o i r i
’.ìrM .
t o i '
t o i t o '
f e t o
' ■ ( t l t . : F F
■ r i : 7
t o r i ' ■
_ ; , Î * - t o i
'6;:i to,
ito
' '■ ■ i:
■ ■ iti' M ’
F'ri. ri.'
*' ■ '
to r i