
I
6 f ■ .=■ I'
F7^ 'Ii V' Àri'
7 f,1
- ■
■ ■ ! 'Î
! ■!
I !
'IJ
'U
108
takken) daar wordt hij dus niet zoo spoedig voor het leven der
boomen gevaarlijk. - Boven zei ik , dat de eerste kankerplekjes
(,,brandplekje s” ) gewoonlijk ontstaan aan den voet van een’ knop
of een zijtakje. Zij kunnen zich echter ook vormen op plaatsen,
waar wonden zijn toegebracht, vooral
in vorst- en hagelwonden.
Oorzaak van den kanker is de
zwam Nectria ditissima Tul. Het
mycelium van deze zwam leeft voornamelijk
in de h a s t, en veroorzaakt
het sterven en uitdrogen van deze.
Daar dit mycelium zich ieder ja a r
verder u itb re id t, terwijl de boom
telkens weer wondweefsel op de afgestorven
plekken vormt, zoo omgeeft
zieh een kankerplek in opvolgende
ja ren met concentrische ringen. Aanvankelijk
vormen zich uit het mycelium
kleine, eencellige, conidiën in de
schors; later ontstaan knobbelvormige
zwamkussentjes, waarop meercellige,
sikkelvormige conidiën op den top van
conidiëndragers worden afgesnoerd
(fig. 63). Deze knobbelvormige of wra tvormige
zwamkussentjes ziet men als
witte of grijswitte knobbeltjes aan de
oppervlakte verschijnen. De conidiën
Fig. 06. Open appelkanker. k u n n e n , als zij ontkiemen, een nieuw
inyeelium vormen, en aldus weer
besmetting veroorzaken; de besmetting geschiedt het gemakkelijkst
op plaatsen die gewond zijn, of waar de bast nog niet met een
dikke kurklaag bedekt is. — Op de zwamkussentjes, waarop
aanvankelijk zich conidiën afsnoerden, of ook wel op andere
plaatsen van de takoppervlakte, ontstaan later de kleine, intensief
roode peritheciën (fig. 63, 64), die meestal in hoopjes bij elkaar
gezeten zijn,
en waarbinnen
langwerpig-
elliptische ascosporen
ontstaan.
Het mycelium
kan o o k , zon
der conidiën of
peritheciën aan
de oppervlakte
te doen ontstaan
, een
eindweegs door
het hout voortgroeien
, zonder uitwendig waar-
neembare ziekteverschijnselen te
doen o n ts ta a n , en vervolgens op
een’ meer of minder grooten afstand
van de kankerplek, zich
weer in de bast begeven, om
d aa r nieuwe kankerplekken te
vormen. Zoo komt h e t, dat soms
bepaalde boomen met k an k e rplekken
als bezaaid zijn, terwijl
de naburige boomen van de
kwaal blijven verschoond.
De ware bo omka n k er, die
door de woekering van de zwam
Nectria ditissima wordt i n ’t leven
geroepen, is herhaaldelijk
verward met andere beschadi-
gingen van stam en takken die
ingelijks gepaard gaan met op-
Fig. 67. Gesloten '¡^p’elkanker. (Tns- zwellingen, 111. met bladluis- en
sehen de kankerplekken in is de stam
erg met korstmossen bezet).
X -t'