
A.
II.
III.
IV.
D.
aanwezigheid, ook als zij er zelven niet zijn, verraden
door een glimmend slijm, dat zij achterlaten (IV , 82).
De zwarte loopkever Harpalus ruficornis ( I I I , 21).
Millioenpooten {Julus g u ttu la tu s en andere soorten).
De rups van eenen u il, Acronyeta Rumicis L.
Beschadiging der w o M e l s door engerlingen ( I I I , 28),
emelten, aardrupsen, larven van Otiorhynchus sulcatiis
( I I I , 45), alsmede door wortelluizen {Rhizobius Sonchi Pass.).
(Bestrijding, zie IV , 21.)
.Wi jns tok.
Ziekten en beschadigingen der hladei*enm
I. De bladeren van den geheelen wijnstok worden in hun
geheel (niet op bepaalde plekken) vóór hunnen tijd geel.
Dit kan geschieden: a. door kaliarmoede; b. door
wortelrot (tengevolge van voortdurende natheid van
den grond); c. tengevolge van de vreterij van schadelijke
insekten of van de woekering van zwammen aan de
wortels. (Zie beneden, bl. 78).
De bladeren van den geheelen wijnstok blijven veel te
klein. Dit kan insgelijks ’t gevolg zijn van vreterij of
van zwamwoekering aan de wortels.
De bladeren krijgen roode of roodbruine vlekken
(vooral bij de variëteit Gros Colman), die zich dikwijls
vrij snel uitbreiden. Vlak längs de nerven blijven de
bladeren nog het langst groen. In ieder geval sterven
zij veel te vroeg. {Bruinvlekkigheid of Brunissure áov
bladeren; zie IV , 90).
Overtreksels op de b la d e ren , vooral op den bovenkant.
1. Een eerst spinragachtig, later meelachtig overtreksel;
de bladeren schrompelen ineen en worden geel.
{Meeldauw of gewone druivenziekte, veroorzaakt
door Oïdium Tuckeri; I I , 51).
II.
I II.
IV.
2. Een zw a rt, roetachtig overtreksel, dat gemakkelijk
kan worden afgeveegd. {Roetdauw, veroorzaakt
door Capnodium sa lie in um ; I I , 57).
V. Op de bladeren ontstaan doode plekken, die wit, geel,
b ru in of zwart van kleur zijn.
1. Vrij groote plekken, die zich langzamerhand ver-
grooten en zich ten slotte vaak over het geheele
blad uitbreiden.
a. Droge of uitdrogende bruine v lek k en , veelal met
hoekigen omtrek, terwijl aan den onderkant een
tamelijk stevig vastzittende witte schimmel ontstaat.
{Valsehe meeldauw, veroorzaakt door
Peronospora viticola; I I , 30).
b. Op de bladeren vertoonen zich gele vlekken, die
aanvankelijk niet scherp omgrensd zijn, later
eenen bläuwachtig rooden rand vertoonen, en
eindelijk bruin en geheel droog worden: Zonne-
brand. (Deze vlekken zijn ontstaan doordat de
zon op met regen- of dauwdroppels bedekte
bladeren heeft gesehenen).
2. Kleinere vlekken op de bladoppervlakte.
a. Op de bladoppervlakte ontstaan vlekken ter
grootte van eenige millimeters; deze zijn eerst
b ru in , d aa rn a zwart van kleur. Zij breiden zich
aan den ran d uit; terwijl zij later in ’t midden
samenschrompelen en witachtig worden. Dit witte
middelste gedeelte gaat soms geheel en al te gronde,
zoodat zwart omzoomde gaten ontstaan. Oorzaak:
Gloeosporium am p elophagum, ,, Schwarzer
Brenner" ; I I , 86).
b. Witte of bruine v lek k en , veelal door een’ don-
keren ran d omgeven, worden door onderscbeiden
andere soorten van zwammen (o. a. , ,Black
ro t” , fig. 12) veroorzaakt. Maar de hier bedoelde
bladziekten zijn of in ’t algemeen voor den