
ì: i-'lri,'
tio»t!
IiI ,
to ■ G
• ì I5i,
11
:tì‘ ..to i
:l!ii
welke dan de meer logge wijfjes opzoeken, om ermee te paren.
Deze laatsten leggen eenige dagen later hare eieren, meestal in
hoopjes van 20 tot 25 stuks bijéén, onder schorsschubbetjes, in
spleten der schors of tusschen mossen en korstmossen, welke de
boomstammen bedekken. In den regel zijn in de tweede helft van
Augustus alle eieren gelegd. Uit deze eieren komen eerst in Mei
van ’t volgende ja a r de rupsen te voorschijn, die ijverig aan de
naalden en de bladeren eten. Het meest tasten zij d en n en , of anders
sparren aan; maar ook eiken, beuken en berken sparen zij nie t,
evenmin als ooftboomen. H aa r sterke vermeerdering in dennebos
sehen wordt voor deze dikwijls zeer noodlottig.
De non is geen bepaald ooftboomen-insekt; maar als zij zieh
in dennebosschen sterk vermeerderd heeft, trek t zij soms uit
deze n aa r eventueel aangrenzende boomgaarden en vreet deze
kaal. Niet alleen de volwassen v lin d e rs , maar vooral ook de jonge
ru p sje s , kunnen door den wind over groote afstanden worden
voortbewogen, zoodat, wanneer de non eenmaal in eene zekere
streek zich in grooten getale vertoont, de verdere verbreiding en
vermeerdering in volgende ja ren vrij zeker is. Daarom moeten
ook eigenaars van*^bosschen en boomgaarden, die het vorige ja a r
niet te lijden h ad d en , maar die gelegen zijn in de nabijheid van
wèl aangetaste dennebosschen, e n z ., in de laatste helft van April
en Mei op hunne hoede zijn.
Bij de behandeling der bestrijdingsmiddelen heb ik hier
natuurlijk op ’to oog wat de bezitter van ooftboomen in dezen kan
doen; niet op wat den houtvester moet worden aangeraden.
Tusschen September en April zitten de eieren tegen de stammen
aan, in hoopjes tusschen de reten van de schors verscholen, en
wel voor ’t meerendeel niet veel hooger dan manshoogte. Men kan
deze eieren (met zooveel ander schadelijk gedierte) verwijderen,
door de boomen in den winter van de ruwe schors te ontdoen;
de op den grond gevallen schorsmassa moet dan zooveel mogelijk
worden bijeengeharkt en verbrand. Men kan de boomstammen ook
met kalk of wel met Leinewebersche compositie (zie re g is te r,
’t laaiste deel) b e strijk en , waardoorheen de jonge rupsen in ’t voorja
a r niet kunnen n a a r buiten kruipen. Hierbij zij opgemerkt:
10. dat deze substanties op de stammen moeten worden gestreken
eerst tegen ’t einde van den winter, dus eene maand ongeveer
vóór de rupsen uitkomen; hoe vroeger in den winter men ze aan-
b r e n g t, des te grooter is de k a n s , dat ze — vooral ten gevolge van
regen — er ten deele weer af zullen wezen, ju ist wanneer ze noodig
zijn. Verder wil ik nog de opmerking maken, dat kalk alleen op
gladde stammen met kans op goed succès kan worden aangewend;
daar de eieren bij ruwe stammen juist in de spleten van de schors
zitten, en de kalk dikwijls niet in die spleten is doörgedrongen.
Enkele dagen vóór de rupsjes uitkomen, veränderen de eieren
van kleur. Tot dusver waren zij lich tb ru in , dàn worden zij wit
met een’ parelmoerglans. Men lette nu in ’t laatst van April en
in Mei nauwkeurig o p , of de kleursverandering der eieren intreedt;
zoo ja , dan is de tijd d a a r, dat binnen een paar dagen de rupsjes
te voorschijn komen. Deze blijven eerst enkele dagen bij elkaar
tegen de stammen zitten in hoopjes, die men , ,Spiegels” noemt.
Zij zijn zw a rt, maar kunnen toch bij eenige oefening gemakkelijk
genoeg worden waargenomen. Nu bestaat eene algemeen gebriii-
kelijke bestrijdingswijze d a a rin , dat men die ,,Spiegels” op de
stammen vernielt, door er met stijve borstels of met ko rte, stevige
bezempjes tegen aan te slaan. Daar niet alle rupsjes te gelijker
tijde uitkomen (de weersgesteldheid kan meebrengen, dat er zelfs
eene maand verloopt tusschen het te voorschijn komen van de
eerste en de laatste ,,Spiegels” ) , zoo moet men in een’ boomgaard,
die ’t vorige ja a r van de non heeft te lijden g e h a d , om de dag
of wat menschen door den boomgaard Ìaten g a a n , die nauwgezet
alle Spiegels verbrijzelen. Wacht men daarmee te lan g , dan hebben
de rupsjes h unne plaats van oponthoud verlaten, om hooger in
den boom te kruipen.
Daarom is het goed, in het ja a r , volgende op d a t, waarin vele
nonvlinders hebben gevlogen, in April en Mei lijmbanden om de
stammen aan te brengen op eene hoogte van 8 à 9 voet boven
den gro n d , ten einde den rupsen het n aa r boven kruipen te beletten.
Worden aan alle stammen zoodanige banden aangebracht, dan