
ul-
:
to
winterkoude goed beschermd is. Zeer gaarne kiest zij daarvoor de
stammen der boomen u it, die in de reten en onder de sehubben
van de sc h o rs , of onder het k o rstm o s, dat er op z it, eene
nitstekende schuilplaats aanbieden. Dikwijls worden ook de stammen
van boomen, die in de nabijheid s ta an , al zijn het geene v ru ch tboomen,
zelfs ook goed verscholen plekjes aan p a le n , schuttingen,
en z ., uitgekozen, om er een spinsel te maken. Worden de appelen
of p e ren , terwijl de ru p s er nog in zit, n a a r de bewaarplaatsen
gebracht, dan kruipt deze la te r, als zij de vrucht verlaten heeft,
in reten van den vloer, van muren en wanden, desnoods in kleeren,
die in de nabijheid h an g en , weg, en spint zich daar in. — Op de
door de ru p s met zorg uitgekozen schuilplaats vervaardigt zij eene
witte cocon, waarin zij soms hout- of schorsdeeltjes opneemt.
Binnen deze cocon schrompelt de ru p s eenigszins ineen, zoodat zij
korter en dikker wordt; in ’t volgende voorjaar is zij veel dünner
en slanker geworden (fig. 62, a en c). E e rst in Mei stroopt de
ru p s hare huid a f, en verändert in een glimmend geelbruin popje.
In J u n i schuift de pop zich door de cocon heen (fig. 62, e ), weldra
b a rst hare huid en de vlinder kruipt er uit.
In verschillende streken en in verschillende ja ren is de schade,
door de rups der wormstekige appelen teweeg g eb rach t, al zeer
verschillend. In ’t algemeen kan gezegd worden dat appelen er
meer aan lijden dan peren; zeer saprijke, weeke peren minder
dan die met iets v a s te r, h ard e r vruchtvleesch; vroege soorten v an
appelen en peren meer dan late soorten. Overigens kan geen
doorgaand verschil in vatbaarheid tusschen de eene en de andere
variëteit van appel of peer worden geconstateerd. Ook kweeën
worden eene enkele maal aangetast. Hoogstammen lijden in
’t algemeen meer dan laagstammige pyramiden en leidboomen;
waarschijnlijk omdat onder de schorsschubben der hoogstammen
gewoonlijk meer en beter gelegenheid is om weg te schuilen.
Boomen op schralen grond lijden meer dan die, welke op een’
bodem s ta a n , die in goeden staat verkeert.
Bestrijding. Vooreerst het wegvangen van de v lin d e rs, hetgeen
van af Ju n i tot het midden van Ju li moet geschieden. Men kan
daarvoor ,, uilen vallen” gebruiken. — Van belang is ook het
Fig. 63. Middelen om den „worm van ’t ooft” te vangen.
Land- en Tidnbouwb.; Ziekten en Besch. der Oojtboomen, III. 9
I’ f