
Ï^ïïtîf.i
•u Fr a
:l!l
»ill
MÜI
l'i
u‘
'■'î
'
Evenwel moet worden erk en d , dat de verbreiding der ziekte soms
eene geheel andere is , en dat nu h ie r, dan daar, plotseling een
bessenstruik ziek wordt.
In het donkere gedeelte van ’t hout van de wortels en van de
basis van den stam worden dunne myceeldraden aangetroffen,
vooral in de vaten. Aan de afgestorven wortels begeeft zich de
zwam soms n a a r b uiten, en vormt eene teere schimmelbekleeding
van deze deelen. Daar de bedoelde zwam zich uitsluitend in de
zieke gedeelten b ev in d t, en ook in iederen w o rte l, stam of t a k , die
door de ziekte is aan g eta st, het mycelium te vinden is , ligt het
voor de h a n d , deze zwam als de oorzaak der ziekte te beschouwen.
In den winter ontstaan op de aangetaste plantendeelen de v ru ch tlichamen
(p y k n id en ), die er uit zien als zwartachtige of donker-
grijze w ra tje s , waaruit weldra gele slijmdraden te voorschijn komen,
die zich slangvormig kronkelen. Deze wratjes hebben in hoofdzaken
den bouw, dien de pykniden van Cytospora hebben; zij zijn óók
door tusschensehotten in een aantal aparte kamertjes ingedeeld,
die evenwel aile met elkaar sam en h an g en , en te samen eene dool-
hofvormige ruimte doen ontstaan. De slijmdraden, die aan den top
uit een of twee openingen te voorschijn komen, bestaan uit door
eene slijmmassa vereenigde conidiën, die ieder voor zich glashelder
zijn, d raad v o rm ig , meer of min krom gebogen.
Het spreekt van zelf, dat het — om verdere besmetting te voor-
komen, noodig i s , de s tru ik e n , welke de ziekte verto o n en , ten
spoedigste te verwijderen en te verbranden. Ook schijnt het gewenscht,
waar zoo’n zieke struik met wortel en tak is uitgeroeid, de aarde
tot op eene diepte van 2 voet te verwijderen; hoewel moet worden
erkend, dat men niet altijd van deze handelwijze afdoende re su ltaten
ziet; terwijl het werk vrij moeilijk en kostbaar is.
d. SCHIJFZWAMMEN (Discomyceten).
De zwammen van deze afdeeling zijn gekenmerkt doordat de
sporenzakken aile naast elkaar in ééne bepaalde schijfvormige laag
gelegen zijn, die althans ten tijde van het rijp zijn van het
vruchtlichaam — zich aan de oppervlakte van dit laatste bevindt.
Men noemt de vruchtlichamen der schijfzwammen ,,apotlieciën”
(zie bl. 24). Vóór deze zwammen apotheciën vormen, geven zij
doorgaans aanleiding tot het ontstaan van een’ conidiëndragenden
vorm. Van vele conidiënvoortbrengende zwammen, waarvan men
nog geen’ apotheciën voortbrengenden vorm k en t, is het zeer
waarschijnlijk, dat die later toch zal worden ontdekt, omdat bij
nauw verwante zwammen die vorm wèl is aangetroffen. Evenals
wij dus onder de Pyrenomyceten soorten hebben behandeld, waarvan
de peritheciën nog onbekend zijn, zoo zullen ook wij onder
de Discomyceten zwammen b e sp rek en , waarvan men de apotheciën
nog niet kent. Toevallig zijn bijkans aile zwammen, die wij hier
moeten behandelen, dergelijke soorten, die men in hoofdzaak
niet anders dan in den conidiën voortbrengenden vorm kent.
3
Het geslacht Sclerotinia Fuckel
is daardoor gekarakteriseerd, dat het mycelium, — ’t welk ’t zij in
levende plantendeelen, ’t zij in doode zelfstandigheden van organischen
oorsprong le e ft, — wanneer de voedingsmassa voor een groot
deel is opgeteerd, overgaat tot de vorming van sklerotiën (zie
bl. 75), die uitwendig zwart en inwendig wit zijn; uit welke
sklerotiën na overwintering op steeltjes geplaatste apotheciën
opgroeien. Vóór de zwam tot de vorming van deze vruchtlichamen
o verg aa t, plant zij zich dikwijls voort door conidiën. Daartoe
ontstaan conidiëndragers, die vaak in hoopjes bij elkaar zitten,
zoodat zij kussentjes of zoden vormen. Zij bestaan uit loodrecht
op het su b stra a t zich verheffende, zich herhaaldelijk vertakkende
h y p h e n , welker fijnste vertakkingen met zeer talrijke bol- of
eivormige conidiën bedekt zijn. Die conidiën vallen af en waaien
van de eene plaats n a a r de andere; en aidus kan ook de door
de zwam veroorzaakte ziekte verder worden gedragen. Wanneer
èen conidiëndrager nog met het grootste aantal van zijne conidiën
dicht bezet is , lijkt hij veel op een’ mikroskopischen druiventros.