
- i ¡i
ií
I I
' t o y
■Jf
F:F
F'!
,'í i|.
■- »
íí
Îí *: !
‘ht^o !
II yíií ir
>1,
■ 7 '-i
i7 7- ' " ,- í.: 77»*
zomer leggen de mot jes hare eieren in grootere of kleinere hoopj
g
es
Fig. 69 . d .^ — Hypono meuta evon ymella : e —— rups, J __
g — spinsel met cocons; d en g nat. gr . , e en / vergr.
pop.
aan de bladeren der boomen, waarop de rupsjes leven. Deze laatsten
komen nog in den herfst te voorschijn, maar worden dan door
hunne kleinheid gewoonlijk niet opgemerkt. Schade doen ze dan ook
niet. Dit is eerst het volgende voorjaar het geval, wanneer ze hare
zeer in ’t oog vallende spinsels vervaardigen. Wanneer ze een’ tak
hebben kaalgevreten, dan trekken zij haastig weg, om nieuw
voedsel te zoeken. Van daar zeker de naam „trekmade", in Gelderland
aan Hyponomeuta malinella gegeven. In laatstgenoemde
provincie richt deze soort in de appelboomgaarden groote schade
a a n , door eene menigte bladeren aan elkaar te sp in n en , en het
bladmoesweg te eten, zoodat alleen de nerven en eene der beide
opperhuiden blijven zitten.
Middelen. Zoodra men i n ’t voorjaar de spinsels m e rk t, moeten
deze met de rupsjes erin vernield worden; hierbij moet men echter
voorzichtig te werk g a an , daar de rupsjes zich, als zij worden
gestoord, aan een draadje n a a r beneden laten zakken, en aldus
ontkomen. Het beste is eigenlijk, waar ’t kan, de rupsen in
de nesten zelve met de hand stuk te d ru k k en , voor welk doel
men een’ leeren handschoen kan aantrekken. Ook wordt het
besproeien met zeepwater aanbevolen. Daar evenwel de rupsjes in
hun spinsel verscholen le v e n , geloof ik n ie t, dat van dezen maatregel
veel te verwachten is. Noch het uitknippen van de nesten
met behulp van eene ru p sen sch a a r, noch het uitbranden kan
worden aanbevolen, d aa r de ru p s je s , zoodra zij gestoord w o rd en ,
zich aan eenen draad laten n aa r beneden zakken en aldus voor
’t meerendeel ontkomen.
De p r u im e n m o t (Argyresthia ephippella Fab.
Tinea p ru n ie lla L.).
Vlinder lang: 41/2 mM.; vleugelspanning: I I I /2 mM. Dit sierlijke
mot je heeft sm a lle, lancetvormige vleugels. De voorvleugels hebben
eene schitterend witachtig bruine grondkleur met bruine en witte
teekeningen, en lang bruinachtig grijs franje. De achtervleugels
zijn zeer sm a l, g rijs , zijdeachtig glimmend; zij dragen zeer lan g ,
bruinachtig grijs franje.