
i l
F Fri ;
i ; ■ : ' .H
: ib i l
streep aan de basis der vleugels, en eene pijlvormige figimr verder
n aa r ’t uiteinde der vleugels, aan den beneden rand. Achtervleugels
grij s wit.
De volwassen ru p s is 85 mM. lang. Grondkleur fluweelzwart.
Beharing tamelijk dicht. De h a r e n ,
die aan den kop en aan de zijden
des lichaams geplaatst zijn, zijn
vrij kort en wit van kleur; die,
welke op den ru g zijn ingeplant,
zijn zeer lang en zwart, maar van
witte uiteinden voorzien. Even
beneden de reeks der luchtgaten
vindt men aan weerszijden eene
hier en daar afgebroken, geelroode
streep. Verder nog eenige roode
en sneeuwwitte vlekjes op den rug.
Op ’t midden van het 4® en op
dat van h e t 11® lichaamslid is eene
wrat aanwezig; van af de la a tstbedoelde
wrat tot op den kop loopt
eene roode streep.
Uit de pop komt na de overwintering,
eerst in Ju n i of J u li,
Fig. 55. De abrikozenuil {Acronyeta
tridens) en zijne rups. (Nat. gr.).
de uil te voorschijn. Het wijfje legt hare pla tte , witte eitjes in
kleine hoopjes aan de meest verschillende boomen, met name aan
perziken, abrikozen en jonge appelboomen, maar ook a a n wilgen.
Als zij in groot getal voorkomen, kunnen de rupsen de boomen
geheel ontbladeren. Zij verpoppen binnen een dicht spinsel. Het
eenige wat men tegen deze dikwijls hier te lande voorkomende
rupsen kan doen, is: ze wegzoeken of ze uit de boomen kloppen.
S p a n r u p s v i i n d e r s .
(Dierk. bl. 148). Vlinders meerendeels sla n k , dun van lijf, met
groote, breede vleugels, waarmee zij echter ietwat onbeholpen
vliegen. Veelal traag. Van eenige soorten hebben de wijfjes geene
of slechts zeer kleine, voor ’t vliegen onbruikbare vleugels. De
rupsen zijn spanrupsen; d. i. zij hebben behalve de borstpooten,
alleen aan ’t achterste gedeelte van ’t achterlijf een tweetal paren
pooten, en bewegen zich met gebogen rug.
De b e s s e n s p a n r u p s {Zerene grossulariata L.).
De v lin d e r, in Gro n in g en , wegens de zwarte stippen op witten
grond wel eens ,,krenten-
pannekoek” genoemd, heeft
eene lengte van 17 mM.
en eene vleugelspanning
van 40—45 mM. De breede
vleugels zijn sneeuwwit,
met vele zwarte vlekken
geteekend. Op de voorvleugels
ziet men twee dwars-
b a n d e n , uit zwarte vlekjes
samengesteld, en d a a rtu sschen
eene dooiergele streep.
Kop zwart; borststuk en
achterlijf dooiergeel met
zwarte teekeningen.
De ru p s is aan de ru g zijde
wit, maar met eene
rij zwarte Vierkanten geteekend.
Buikzijde geel. In
de zijden zwarte stippen.
A/A Kop zwart.
In Ju li of Augustus ziet
men den zeer tragen vlinder Flg. 56. De bessenspanrups {Zerene grossu- °
lariata) : a = vlinder ; 6 = pop ; c = rups. met langzam en, onzekeren
Nat. gr. vleugelslag ’s avonds in de
tu in e n , waar bessenstruiken s ta a n , rondvliegen. De rupsen leven
op aalbessen en kruisbessen (niet op zwarte b e s s e n ), ook — maar
i ..