Drouwen en blijkbaar vooral als gevolg van de vroegere ingravingen,
buitengewoon fragmentarisch en onvolledig. Op de Tekstfiguren
(5 -7 ) heb ik getracht door middel van een paar, zij het ook zeer
kleine, staalkaartjes een Zoo goed mogelijk denkbeeid van het scher-
venmatenaal te geven. Onder verwijzing daarnaar en naar de enkele
meer volledige specimina op de overzichtsplaten (PI. 153 en 154)
meen ik, voorzoover de groote massa van het gevondene betreft,
te mögen volstaan met eenige algemeene opmerkingen over en in
verband met de vormen en de versieringen.
Wij willen dit doen na eene körte opsomming der vormtypen,
onder telkenmalige toevoeging van het globaal geschatte aantal!
Hierdoor is getracht hunne onderlinge quantitatieve verhou-
g te illustreeren. Met de afzonderlijke beschrijving van enkele
uitgezochte en bijzondere typen zal dan dit lijstje besloten
worden.
Voor een juist begrip en eene gemakkelijkere voorstelling is het
misschien met ondienstig hier eerst in het kort voorop te stellen, welke
vormen men m h e t algemeen kan onderscheiden onder het
Nederlandsche of, zoo men wii, onder het Noordzeesche hunebedden-
aardewerk. Terwille van de cohaerentie zijn daaraan de boven p. 89
e.v. aangehaalde groepen van de typen, welke H olweeda onder-
scheidt, tusschen haakjes toegevoegd1).
a Echt hunebeddenaardewerk (A1: a), vergl. PI. 153 en 154* 1
3—12, 14, 21—22, 36, 65—68, 71, 73—75, 77—79, 82—86*
en vondstbeschrijving p. 348.
1 Trechter(hals)bekers (A1: a5), vergl. PI. 153; 41—47,53—60
enz. en vondstbeschrijving p. 348.
2 Kraag(hals)-, oudtijds tranenfleschjes geheeten (A1: a6), vergl.
PI. 153: 4—12 en vondstbeschrijving p. 362.
3 Hooghalzige kruikvormen met 1 handvat, vergl. PI. 153,62
70, 75, 76, 78, 9: 11. Tekstfig. en vondstbeschrijving p. 369.
4 Eenoorige meer of minder scherp geprofileerde, platbodemige
B N*B* daarbij is door toevoeging van 1 aangeduid, dat de verwijzing slaat
op de vondstindeeling bij D 19, door 2 op die by D 20 te Drouwen.
terrinevormen (A1: a'1), vergl. PI. 154 : 65—67, 77—79 enz.,
Tekstfig. 5: 11 — 12; 6: 9, 14 en vondstbeschrijving p. 377.
5 Mand-, kuip- of emmervormen (A1: a2, vergl. PI. 153: 48—51,
61, 67—69 enz., Tekstfig. 5: 1 en vondstbeschrijving p. 386.
6 Schoteis, kommen en nappen (A1: a1, 8, 9), vergl. PL 153: 1—23,
26—39, Tekstfig. 7 en vondstbeschrijving p. 395.
x Versierd, met of zonder nap-, lijst- of tmneloortjes, resp.
handvatten en al of niet met standring, voet of verschillend
lijst- of tepelvormige voetjes (A1: a1) vergl. PI. 153: 1—23.
x 1 met steekornamenten (A1: a1), vergl. PI. 159: 9, Tekstfig.
5: 3, 5, 9; 6: 12, 20, 26; 7: 5, 9.
as2 met (pseudo-) kerkfornamenten1) vergl. Tekstfig. 5:
2, 4; 7: 2 - 4, 10, 19.
ß Onversierd, met of zonder handvatten, al of niet met voet
(A1: a7, 8, 9a), vergl. PI. 153: 26||39.
ß1 napvormen zonder voet, standring en handvatten.
ß1' zonder omgeknikten rand (A1: a8) Vergl. PI. 153:
26—31, 33—38, Tekstfig. 7: 7, 8, 11, 12, 14.
ß1" met omgeknikten rand, vergl. PI. 153: 32, 39,
/32 napvormen op hoogen voet met handvatten (A1:a9a),niet
vergelijkbaar met een der door ons afgebeelde vormen.
7 Tuitnapjes of lampjes (A1: a9b), vergl. PI. 154:3 en 17 en vondstbeschrijving
p. 409.
8 Meer of minder hooge bolle en slanke twee- of vieroorige potten
met afgeknot eivormigen buik en scherp afgezetten hals (am-
phoren), (A1: as), vergl. PI. 154: 14, 74, Tekstfig. 5: 6, 8,10,
13H17 en vondstbeschrijving p. 414.
9 Wijdbuikige, bolle schaal- of komvormen met min of meer
scherp afgezetten hals (rand-schalen) (A2: b), vergl. Tekstfig.
7: 1, 6, 13, 15 en vondstbeschrijving p. 418.
10 Bijzondere typen, overgangs- en bastaardvormen enz., vergl.
PI. 153: 24, 25, 5 7 -5 9 en PI. 154: 21, 22, 29, 68, 71, 73, 75,
86 en vondstbeschrijving p. 419.
J) Zie 130: Abb. 12: 249.