de „msteek” , d.w.z. de rand van de piek, waarvan aanvankelijk
het oude zodendek ter reiniging van den ondergrond was afgenomen,
op verschillende plaatsen worden vastgesteld1). Daaruit blijkt, dat
eene ronde piek, met een diameter van circa 14 M., in welker midden
de kelder heeft gelegen, geheel gezuiverd is geworden. Doch er is
meer, want uit de profielen blijkt ook, dat het juist deze piek is,
welke rondom den kelder (met zijne bevestigingssteenen 2)), conform
de vroeger gedane waarnemingen bij D 40 en D 30, met zuiver
zand is opgehoogd. Dit is hier geschied tot eene hoogte van minstens
0.60 M .8). Aangezien nu de standkuil tot hoogstens 0.40 M. beneden
den vasten grond reikt4), zal men den kelder met bevestigingssteenen
eerst ter hoogte van ongeveer 1 M. met een heuveltje omgeven
hebben. Daarop heeft men dan steenen gelegd en het geheel nog
ongeveer een 0.20 M., met zand en steenen beide, verhoogd.
Dit gebeuren dekt zieh dus vrijwel met dat, hetwelk wij uit de
heuvelstructuren bij D 40 en D 30 meenden te kunnen aflezen.
Ook werden in de bovenlaag van den Weerdinger hunebedheuvel,
en zelfs speciaal daarin, evenals bij de andere hunebedheuvels, tal-
rijke houtskooldeelen aangetroffen. Tevens lagen er hier en daar
nog steenen boven op.
Nu kon het zeer regelmatige koepelvormige oppervlak van dien
primairen heuvel5), voorzoover aanwezig, tot op een afstand van
3.50 M. uit het midden van den kelderstandkuil worden vastgesteld.
Het was daar6) 20.40 +N.A.P., en kan, wanneer men ookverder
een regelmatig doorloopend talud aanneemt, dus hoogstens 20.60
+ N.A.P. geweest zijn. Dit beteekent, dat de oorspronkelijke heuvel
hoogstens (20.60-19.70=) 0.90 M. geweest is. Hij kan dus on-
mogelijk den kelder bedekt hebben. Ook al nemen wij daarvoor
!) Vergl. Tekstfig. 13: profiel A, vakken 5 en 19; profiel B, vak E; profiel
C, vak b en profiel D, vak 18.
2) Vergl. Tekstfig. 13: II en III.
3) Vergl. Tekstfig. 13: E.
4) Vergl. Tekstfig. 13: A.
5) Vergl. Tekstfig. 13: I, waarin, met behulp van de uit de profielen getrokken
gegevens, de hoogtelijnen van den primairen hunebedheuvel zijmn-
geteekend.
6) Vergl. Tekstfig. 13, I: vakken I /J— 9.