MH
Van meer belang echter is de vaststelling van hetgeen de heuvel-
restanten verder lieten zien. Zij toch bewezen, dat de bewuste
hunebedheuvel tweeledig was1). Deze bestond nl. uit twee scherp
onderscheiden, kunstmatig opgetaste gedeelten: 1° een lager gelegen,
hier en daar met veldsteenen geplaveiden, primairen heuvel
van tamelijk zuiver zand en met normale oppervlakte-structuren
(vergl. p. 175); 2° een hooger gelegen, doch aan de oppervlakte
geschonden, secundairen heuvel, die uit concentrisch gerangschikte,
omgekeerd gelegde plaggen was opgebouwd.
Wat in het bijzonder den ondersten heuvel betreft, deze moet,
gezien de sterk ontwikkelde schier- en oerzandlaag, zoomede de
daaronder gelegen humaatinfiltratielijnen, geruimen tijd, d.w.z.
meerdere tientallen van jaren, met een dicht plantendek (heide) be-
groeid geweest zijn, voördat de plaggenheuvel daarover heen ge-
bouwd werd. De eventueele tegenwerping, dat de basale heuvel
een natuurlijke, instede van een kunstmatige, zou zijn, kan ik niet
aanvaarden. Eerstens toch past een dergelijke heuvel niet in het
terrein; in de tweede plaats komt hij naar zijn bouw overeen met
dien van D 40 en 30, achtereenvolgens te Emmen en Exloo, en ten
derde bevonden zieh in dien heuvel cultuuroverblijfselen. De laatste
vertoonden zieh in den vorm van scherven en zelfs van een gebro-
ken grooten, overigens niet te restaureeren, trechterbeker2) en
voorts in dien van talrijke houtskooldeelen. Zelfs kwam nog voor
eene daarmede gevulde kuil, die zieh eerst op vrij diep niveau aftee-
kende8). De bewuste heuvel vormt op die wijze een voorbeeld
van die tumuli, welke zijn opgeworpen uit vrij zuiver zand op een
schoon gemaakten ondergrond. Wij vestigden daarop bij de bespre-
king van de vroeger onderzochte hunebedden, met name bij die
van D 40 te Emmen en D 30 te Exloo, reeds speciaal de
aandacht. In tegenstelling met de beide laatste hebben wij hier
echter den vastegrond met absolute zekerheid kunnen vaststellen.
Deze bevond zieh op eene hoogte van 19.70H-N.A.P. Zelfs kon
*) Vergl. Tekstfig. 13: A—C en 13a, de laatste voorstellenddeningegraven
hunebedheuvel, gezien uit het Z.O.
2) Vergl. Tekstfig. 13: 2b—c,^,profiel E, väk K/L.: 2.