vak W—10, in het kleine hunebedje D 22 van Bronneger1),
Gem. Borger.
b Van barnsteen:
170 (B—VIII, 17) (PI. 154: 18) Sterk verweerde en beschadigde,
min of meer kort-cylindrische, overlangs doorboorde ko-
raal. Gev, in de niet gestoorde vondstenlaag onder Da van het
Havelter hunebed D 53 2).
IId. RÉSUMÉ DER VONDSTENBESCHRIJVING.
Wanneer wij thans de boven beschreven vondsten nog eens over-
zien, dan meen ik de daaruit volgende gegevens en conclusies op
onderstaande wijze te kunnen samenvatten. Ik doe dit onder ver-
wijzing naar het hier ingelaschte overzicht.
OVERZICHT VAN DE VONDSTEN UIT DE IN 1918
SYSTEMATISCH ONTGRAVEN HUNEBEDDEN.
A Aa r d e w e r k
a Echt hunebeddenaardewerk D 53 D 40 D 30 D21 D22
Havelte Emmen Exloo Bronneger
1 Trechter(hals)bekers 30 11 11 108 2
2 Kraag(hals)-, oudtijds tranenfleschjes
geheeten 12 3 1
3 Hooghalzige kruikvormen
met 1 handvat -f- -4- 2 3 -f-
4 Eenoorige, meer of minder
scherp geprofileerde, platbodemige
terrinevormen 18 3 11 32 5
5 Mand-, kuip- of emmervormen
6 4 6 18 5
6 Schoteis, kommen en nap-
pen
a Versierd
a1 met steekornament 61 1 8 39 3
met pseudo-kerfomament
(Reliefceramiek) 70 — -1- ,
ß Onversierd
ß1 napvormenzondervoet,
standring of handvatten
ßv zonder omgeknikten
rand -1- -1- 7 28 6