lijk Nederland tamelijk verbreid. Zij werden o.a. door mij in Drenthe,
in de omgeving van Zeyen, aangetroffen en onlangs (1925) zelfs
bij Oosterwolde in Friesland en (1926) bij Baarn in Utrecht;
Alle deze graven zijn niet alleen onderling, maar ook te zamen,
Zoowel naar de wijze van bijzetting — individueele tegenover mas-
sale — als naar den inhoud en bouw, zeer verschillend van de
eigenlijke megalith- of megalithkeramische graven. Slechts in zoo-
verre wijzen zij gezamenlijk op eene convergentie in de bijzettings-
wijze, dat op het einde van den steentijd, blijkbaar ook bij de
oorspronkelijk megalithische massagraven, het individueele graf als
verbasterde, kleinsteenige veldsteenkist of dito steenpakking gaat
domineeren.
Aangezien nu in de volgende periode individueele graven alleen-
heerschend geworden zijn, en bij de beoordeeling van den samenhang
tusschen die bronstijdige individueele en alle de bovengenoemde,
de bijgaven geene rol speien — omdat deze, hoezeer juist bij de
megalith- en bekerkeramische graven verschillend, ten onzent in
de bronstijdige in den regel en althans in keramisch opzicht
steeds ontbreken — daar zou men, gezien het veelvuldig optreden
der hun voorafgaande niet-megalith(kerami)ische individueele graven,
dus geneigd kunnen zijn, vooral daarin den oorsprong der bronstijdige
graven te zoeken. Dit schijnt zelfs voor de hand te liggen en
is dan ook wel gedaan. In elk geval is de bovengenoemde overgang
nog lang niet zoo grif.
Vermoedelijk speelt hier n.l. nog een ander moment in. Ik
geloof, dat dit gelegen is in de onmiddellijke bijzettingswijze. Deze
verschilt nl. in zoover de doode begravenis— hetzij in een graf met
steen- of houtbouw, hetzij in een graf kuil zonder meer — in gestrebte
dan wel gehurkte houding. Schijnen er n.l. ook in dit opzicht nog
verschillen te bestaan tusschen de individueele beker-tumuligraven
onderling (graven met houtbouw en zulke onder bodemniveau),
daartegenover illustreeren zoowel de megalithkeramische massa-
en individueele graven als de vroeg-bronstijdige boomkist- of vrije
schachtgraven (met of zonder steenpakking) steeds weer opnieuw
eene doodenbijzetting in uitsluitend gestrekte houding. Zoo bezien
schijnen dus inderdaad de typisch individueele bronstijdgraven -§
vooral ook in verband met de te voren reeds, naar aanleiding van de
verhoudingen in de bovenlagen 4er hunebedden van Exlooen
Bronneger en van het Emmer langgraf, gegeven beschouwingen —
via steenkistvormen, zooals de bovengenoemde Eexter en de in
aansluiting daarbij vermelde van Zeyen, gemakkelijk op te vatten
als derivaten van megalithische massagraven, veel moeilijker daar-
entegen als zulke van individueele tumuli met houtbouw.
Alles te zamen genomen schijnt een en ander er dus sterk voor
te pleiten, dat wij ook hier hebben te denken niet alleen aan twee
verschillende cultuur-, doch tevens aan daarmede overeenkomstige
ethnische verschijnselen, welke achtereenvolgens Noord- en Midden-
Europeesch georienteerd zijn. Voorts schijnt de bedoelde, in het
neolithicum zoo uiteenloopende doodencultus wel is waar op het
einde dier periode meer en meer te convergeeren, in zooverre de
bijzetting domineerend individueel wordt, maar toch schijnt het
oud-bronstijdige, gestrekte skeletgraf vooral via steenkistvormen
als van Eext (en Zeyen) de onmiddellijke voortzetting der oor-
spronkelijke Noord-Europeesche megalithische grafcultuur.
Aldus is het Eexter steenkeldertje derhalve inderdaad in tweeerlei
opzicht, door zijn inhoud zoowel als door zijn bouw, van belang.
Versterkt het nl. eenerzijds de scepsis ten opzichte van al te rigoreuze
typologieen, anderzijds illustreert het op zeer bepaalde wijze den
organischen samenhang in de grafritualistiek en daarmede tevens
van de betrekkelijke bevolkingselementen. Zoo vormt het mede een
trait d’union tusschen de neolithische hunebedden- en de vroeg-
bronstijdige cultures bij ons te lande.
D, LlVa HET VERNIELDE HUNEBED b i j SPIER, 1923.
(VERGL. ATLAS, PL. 120: Z; TEKSTFIG. 12)
(W. BEYERINCK)
Den 30sten Juli 1921 ontdekte de Heer W. B e y er in c k in een
heuveltje, circa 2 K. M. westelijk van de halte Wijster en ruim