lijk tevens de oudste of althans oorspronkelijkste vorm daarvan.
Bestaande uit één deksteen en drie tot meerdere staande draagsteenen
is het dienovereenkomstig meer of minder polyëdrisch. De toegang
bestaat uit eene eenvoudige opening boven een ter plaatse veel
lageren zijsteen, een soort drempel. Een eenvoudige voorbouw in
den vorm van twee vooruitstekende draagsteenen ter weerskanten
van dien drempel of wel van een paar afzonderlijke poortzijsteenen
verbinden dit megalithgraf architectonisch met de ganggraven. De
aanwezigheid van een ronden steenkrans kan dat verband dan nog
nader bevestigen. Is het daarentegen, met een of meer dergelijke
gecombineerd, door eene rechthoekige steenzetting omgeven, dan
vertolkt eene zoodanige situatie de nauwe verwantschap met de
langgraven.
De dolmen op zichzelf is cosmopolitisch, doch in het Noord-
Europeesche megalithgebied, met uitzondering van Denemarken
en Zweden, zeldzaam. In Duitschland komt hij naar P eet 4) en
D éche le tt e 2) en voorts volgens de plattegronden en teekeningen
van T ewes en S choetensack-K rause, zoomede de beschrijving van
B elt z 3) niet of alleen maar hoogst zelden voor. Slechts M ö t e f in d t 4)
beschrijft een Duitschen dolmen, ni. van Langen. Intusschen is
het niet zeker, dat dit uit één deksteen en drie draagsteenen bestaand
megalithicon een werkelijke dolmen is. Afgezien van het feit, dat
er aan gerestaureerd is en men niet precies weet hoe, is S ophus
M ül l e r , blijkens M ô t e f in d t ’s mededeeling, van oordeel, dat dit
megalithicon, indien echt, een unicum zou zijn. In Scandinavie
komen zulke dolmens, welke bestaan uit drie in een driehoek ge-
plaatste draagsteenen, in het geheel niet voor. Op Duitschen bodem
zou het Langensche megalithicon dan het eenige steengraf van
dit type zijn. Blijkbaar is het fragmentarisch.
A lmgren blijkt daarentegen van oordeel, dat het bedoelde megalithicon
wel echt is, doch dat men voor parallellen in West-Europa
Zou moeten zoeken. Veelal heeft men daar echter te doen met
!) 190: p. 51.
2) 152: p. 417.
3) 260: p. 93.
4) 317:
Groote ka-
mers,
ganggraven.
schijnbare dolmens, in den vorm van gedeelten van grootere
hunebedden.
In West-Zd.West-Europa, met name in Frankrijk, zijn dolmens
zeer gemeen. Daar worden ze door overgangsvormen met rots-
graven verbonden.
In Nederland komt dit soort van eenkamerige steengraven even-
min voor als de reeds boven besproken steenrijen en steenkringen.
Wel/is waar heeft het gedenkteeken te Lage Vuursche (U, I) soms
als voorbeeld van het dolmentype gefigureerd; mi. echter, na hetgeen
wij reeds vroeger opmerkten, ten onrechte. De tegengestelde be-
weringen van P etersen 4) en M ü l le r 2) behoeven dan ook in dit
opzicht correctie.
4b Wat de ganggraven betreft, deze vormen, in de boven door
ons daaraan gegeven beteekenis, de meest karakteristieke en overigens
zeer verspreide megalithgraven. Zij hebben groote beteekenis voor
de vergelijking met de Nederlandsche: 1° omdat deze, zooals aan-
de hand der voorafgaande beschrijvingen in verband met de boven
gegeven definitie reeds blijkt, daartoe in hoofdzaak behooren of
althans onmiddellijk daar mede verwant zijn, 2° omdat zij verspreid
zijn over een uitgestrekt gebied, dat het onze omsluit. Te meer zijn
ze nog van belang, aangezien zij op grond van verschillende ken-
merken al direct in twee groote rubrieken geschift kunnen worden,
die ook geographisch verschillen.
Het blijkt nl. eenerzijds, dat de groote kamers, in het bijzonder
de ganggraven, op de Britsche eilanden, in Frankrijk en op het
Iberische schiereiland, niet alleen onderling verwantschap vertoonen,
doch daarenboven ook gezamenlijk punten van nauwe aanraking
met Middellandsche koepel-, zoowel als met rotsgraven bezitten.
In het bovenstaande wezen we daarop trouwens reeds. Aan den
anderen kant is het echter ook een feit, dat bedoelde ganggraven
juist in die gemeenschappelijke bijzonderheden typisch contras-
teeren met de Scandinavische en Duitsche en, zooals de systematische
beschrijving verduidelijkt heeft, ook met de Nederlandsche. Op die
1) 255:
2) 247: p. 69.