splijt- of glijdvlakken zijn kelderwaarts gericht, behalve bij de
krans, waar ze gewoonlijk naar buiten gekeerd zijn,
Bij aanwezigheid van eene gang is de kelder langer oi korter
gesteeld T-, resp. afgeplat-buis-, knots- oi kolf-, kruis- oi tros-
vormig. De gang zelf, waarover straksnog nader, varieert zeer in
lengte, t.w. van circa 1 M. bij de kortst mogelijke inet een paar
poortzijsteenen zonder deksteen, tot maximaal 30 M. bij de längste
met tal van deksteenen. Eene hoofdbijzonderheid van de gang,
die bij eene algemeene beschouwing der bewuste megalithicons
direct in het oog springt, is deze, dat zij, meer of minder scherp
van de kelderruimte afgescheiden, öf eene directe voortzetting
daarvan vormt, öf daarmede in richting ten eenenmale verschilt.
Dit onderscheid komt bij radiair-symmetrische kelders, zooals dus bij
de eigenlijke dolmens niet tot uitdrukking, bij de bilateraal-symme-
trische daarentegen onmiddellijk. Bij de laatste ligt Zij öf in het
verlengde van den dan aanwezigen sagittalen kelderas, öf zij Staat
loodrecht daarop. Overigens begint de gang, de poort (gang met
twee paar poortzijsteenen en een deksteen) of het portiek (poort met
een paar poortzijsteenen en zonder deksteen) nu eens in den heuvel-
rand, dan weer ergens in het heuveltalud. Dit laatste schijnt bij
de aanwezigheid van een portiek of portaal, evenals bij die van
een, overigens slechts eenmaal, nl, bij Eext, geconstateerden
trap, steeds het geval. Gang en heuvel hangen blijkbaar nauw
samen.
De heuvel bestaat uit zand en steenen of wel uit alterneerende
lagen van beide. Hij is rond of langgerekt, in het laatste geval elliptisch,
eivormig, ovaal, langwerpig of rechthoekig. Heuvels met
Vierkante basis zijn zeldzaam. Aan de basis bevindt zieh veelal een
steenkrans, Kenmerkend voor de langgraven, is hare aanwezigheid
daarentegen facultatief bij de dolmens, de gang- en de meer-kamerige
rondgraven, terwijl de typische steenkisten dit monumentale onder-
deel geheel missen. Soms komt niet alleen aan de basis, doch tegelijk
ook in den heuvel een steenkrans voor, zooals bijv. in het grootste
Nd.W.-Duitsche hunebed van Thuine. Een enkele maal ontmoet
men meerdere concentrische kringen op den heuvel. Toch is de
steenkelder ook in dit geval, zooals wij zagen, niet bedekt,
doch verheft zieh hier daarentegen in het centrum juist hoog
boven het heuveloppervlak.
Een megalithicon met heuvel wordt ook wel steengraf-tumulus
genoemd. Zooals reeds boven uitvoerig besproken werd, meenen
de meeste praehistorici, o.a. A. de M o r t il l e t l ), A. de C aum o n t 2),
M . C artailhac s), R ouzic 4), L u k is 6), L issauer 6), V o s s 7) , M ü l le r-
B rauel 8), S chu chhardt 9), H olwerda10) e.a,, dat die tumulus steeds
een dekheuvel is geweest, terwijl daar tegenover de Scandinavische
archaeologen als M onteliu s11), M üller12) , P etersen13), zoomede
Be lt z 14) eene tegengestelde meening zijn toegedaan. Ook D e c h e -
l et te 15), evenals ik zelf, koesteren, zooals bleek, althans min of
meer, de laatste opvatting. In ieder geval zijn de Nederlandsche
megalithicons zonder uitzondering steengraf-tumuli.
Wanneer wij thans — het voorafgaande in aanmerking nemend I
aan de hand van bovenstaande indeeling de vormen van „megalith-
graven in engeren zin” in wijderen omtrek rondom de Nederlandsche,
doch met voorbijgaan van de buiten- en Zd.O.-Europee-
sche, overzien, dan meen ik den totaalindruk, dien zij maken, voor'
ons doel het beste op onderstaande wijze te kunnen analyseeren
en tevens samenvatten.
3a Overheerschend einkamerige megalithgraven in engeren zin.
Kleine ka- 4a De dolmen blijkt het eenvoudigst samengestelde, aanvanke-
mers,dolmens.lijk vermoedelijk vrijstaande, megalithgraf te zijn. Het is waarschijn-
3) 509.
2) 447.
3) 150: p. 162.
4) 520: p. 25.
5) 175: p. 1 e.s.
6) 3 1 1 a .
7) 356.
8) 323c: p. 214.
®) 206: p. 74.
I0) 129; 130; 133.
“ ) 177: p. 9.
12) 247: p. 88.
13) 255.
14) 260