i
134 (B: —VIII, 11) (Pl. 154: 27) Klein, onvolledig geslepen,
smaltoppig bijltje van donkergrauwen vuursteen, met spits-
ovale doorsnede, typologisch van verloopen West-Europeesch
vormtype. Gev. schuin onder Z10, overigens alsvoren.
134a (B: E v i I I , 29) (Pl. 154: 28) Klein, dito zwartgrauw, vuur-
steenen bijltje, herhaaldelijk bijgeslepen; dwarsdoorsnede af-
gerond rechthoekig, omtrek hoog-trapezoïdaal. Weinig typische
vorm. Gev. in den lossen keldergrond, overigens alsvoren.
135 (B: —X, 59) (Pl. 154: 25) Verloopen breedtoppig vuur-
steenen bijltje met natuurlijke topbegrenzing, overigens met
bijgeslepen breede en smalle vlakken. Alleen de snede
gepolijst. Gev. alsvoren, in de primaire vondstenlaag, vak
J—24 van D 21 te Bronneger, Gem. Borger.
136 (B: —X, 25) (Pl. 154: 70) Stomp, breedtoppig, vuurstee-
nen beiteltje met afgerond rechthoekige doorsnede.
Gev. alsvoren, doch buiten den kelder, vak Lg26, diepte
2257 + N.AJP.
137 (B: —XI, 9) (Pl. 154 : 33) Klein, breedtoppig beiteltje,
lichtgrijs, met bruine ader, van bryozoën vuursteen. Door-
snede scherp rechthoekig. Top afgerond. Snede wigvormig
bijgeslepen en gepolijst. Gev. op de vloer, vak V/9, van D
22 te Bronneger, Gem. Borger.
Knotssteenen en Hamer- of Strijdbijlen.
138 (B: 1924—III, 2) (Pl. 154: 69) Afgeplat-eivormige knotssteen
met zandloopervormig, van twee kanten ingeboord, steelgat,
van donkergrauwen kwartsiet. Gev. ± 1850 in het groote
hunebed D 53 te Havelte.
N.B. Wat aangaat de hamer- of strijdbijlen, deze zijn,
zooals reeds opgemerkt, uit de Nederlandsche hunebedden
slechts bekend in een paar exemplaren, t.w. uit D 13 te
Eext een rhomboëdrische vorm, uit D 43 te Emmen
een met de oudere Jutlandsche strijdbijlen overeenkomend
y j L
Mikrolithische artefacten.
139—152 (B:Hx , 12, 9, 41, 66, 7, 27, 41 en 63, 41, 66, 4, 12, 22, 9)
(Pl. 154: 38 —44 en 46—52) Tal van pijlpunten van meer
of minder fraai trapezo'idalen, in het algemeen dus zoowel
voor de Zd.W. als Nd.-Europeesche hunebedden typischen
vorm. Kenmerkend zijn, behalve de omtrek, de fijn gere-
toucheerde opstaande zijkanten. In een geval (—X: 70)
gemaakt uit splinter van geslepen bijl. Alle voorbeelden
gevonden in D 21 te Bronneger, Gem. Borger.
153-155 (B: S X , 40, 47 en 22) (Pl. 154: 54, 59 en 64) Kleine
spitse vuursteenboortjes met geretoucheerde punt. Gev.
alsvoren.
156-160 (B: -X , 47, 61, 11, 46, 19) (Pl. 154:55,56,60,62,63)
Kleine en grootere, min of meer fraaie, vuursteenen schrab-
bertjes en Splinters met al of niet opzettelijk geretoucheerde
kanten, ten deele (60 en 63) blijkbaar afkomstig van gebroken,
geslepen bijlen. Gev. alsvoren.
161-163 (B: -X , 14, 69 en 54) (Pl, 154: 53, 58 en 61) Kleinere
en grootere vuursteenen klingen of mesjes alsvoren. Daaronder
een grootere van hoornsteen. Oorspronkelijk vermoedelijk in
halve-maanvormig houten handvat geklemd. Gev. alsvoren.
164 (B: —X, 41) (Pl. 154: 45) Bovenstuk van een zijdelings
geretoucheerden vuursteenen kling, hetzij mes, lanspunt of
schrabber, Gev. alsvoren.
165 (B: —X, 7) (Pl. 154: 57) Klein, spits-eivormig steentje,
00k elders, met name op de Veluwe, gevonden in samenhang
met neolithische en aeneolithische, speciaal keramische over-
blijfselen van de hunebedden- en bekercultures. Blijkbaar
zijn het een soort van slingersteentjes. Gev. alsvoren.