wikkeling eerst daarna uiteen. Dit is voor ons van belang, in zoo-
verre de Nederlandsche megalithische cultuur geene typische oer-
bekers bezit. Ja, verder gaande en meer algemeen, kennen ook
de Nedeilandsche neolithische cultures evenmin oerbekers, wel
daarentegen, als gezegd, individueele graven op en onder bodem-
niveau met de daarvoor karakteristieke oudere bijgaven1).
Omtrent de trechterbekers in het Noordzeegebied merkt A berg
slechts op, dat zij talrijk zijn; hij bespreekt ze overigens niet afzon-
derlijk.
Wat aangaat de Middel-Duitsche trechterbekers, welke hoofd-
zakelijk worden aangetroffen Ndl. van den Harz en in het Saale-
gebied, tusschen Anhalt in het Noorden en Merseberg in het Zuiden,
Zoo wijst A berg in het bijzonder op hun geisoleerd voorkomen
Zoowel ten opzichte van die in het Noordzee- als van die in het
Duitsche Oostzeegebied. De scherpe grens tusschen de eerste
beide van die drie groepen zou echter volgens A berg niet de-
zelfde beteekenis hebben . als de grens tusschen de eerste en de
laatste, omdat Zd.O.-Hannover ook overigens geene megalithische
ceramiek bezit en zoodoende als doorgangsgebied is op te vatten.
Om die reden zou de isolatie der Midden-Duitsche vondsten op
zichzelf dan ook van geene beteekenis zijn. Op grond, en van die
isolatie t/o van het Germaansche cultuurgebied, en van hun samen-
gaan met andere, zeker in het Noordzeegebied tot ontwikkeling ge-
komen, vormen, vat A berg de Midden-Duitsche trechterbekers
eveneens op als derivaten der laatstgenoemde Noordzeesche cultuur.
Toch komt het mij voor, dat bedoelde isolatie, welke ook bij andere
megalithvormen optreedt, veel gemakkelijker en juister te verklären
is, wanneer men aanneemt, dat de Elbe met hare zijtakken hier de,
al of niet met ethnische elementen gepaarde, verspreiding bepaalti
evenals de Oostzeekust, de Oder en de Weichsel zulks voor de meer
oostelijke vormen doen. Die gedachte dringt zieh bepaald aan ons
op, wanneer wij de meer gedetailleerd door K o s s in a 1) nagegane
*) N.B. Deze zijn volkomen vergelijkbaar met 251: p. 59, sub 183*
verspreiding der trechterbekers en de op grond daarvan ontworpen
schetskaart beschouwen. Dit te meer, wanneer wij bovendien in
aanmerking nemen, dat de laatst besproken trechterbekers over
het geheel als jonger dan de eerst vermelde zijn op te vatten en
opgevat worden. Ook de vermelde Boheemsch-Moravische trechterbekers
passen m.i. zeer wel bij deze beschouwingswijze.
Vöör alles dienen wij echter=— en daarmede komen we terugop
boven gezegd bezwaar tegen A berg' s opvatting — goed in het oog
te houden, dat de hier onderscheiden groepen twee aan twee onder-
ling ten nauwste samenhangen, over en weer echter ten zeerste
van elkaar verschillen en dat de Noordzee-West-Baltische trechterbekers
in hun geheel gesteld kunnen worden tegenover de Midden
en Oost-Duitsche, resp. nog verder oostelijk voorkomende
vormen.
In zijne afzonderlijke studij|over de trechterbekers1) onder-
scheidt K ossina nl. een Noorder- (Westelijk Oostzeegebied: Jutland
en Sleeswijk-Holstein met inbegrip van de diepe kustzoom tusschen
beneden-Elbe en Weichsel)J een Wester- (Nd.W. Duitschland
tusschen Weser en Eems en het blijkbaar nog tot de Zuiderzee
in het Westen uit te breiden Nd. Nederlandsche zandgrondterri-
toir), een Zuider- (Boven-Elbegebied, d.w.z. Saale-Harzgebied en
Bohemen, zoomede uitloopers naar Moravie) en een Oostergroep
(Boven-Oder- en Weichselgebied met uitloopers naar Polen, Galicie
en de Ukraine). Daarvan splist K ossin a de eerste nog wederom
in oer-, dolmen- en ganggrafbekers, verschillend in vorm en grootte,
zoomede in den aard en de verdeeling der aangebrachte sierlijnen
en -patronen, terwijl hij de Noordergroep in haar geheel, zoowel in
cultureel als ethnologisch opzicht, als uitstralingshaard der andere
beschouwt,
Zonder nu dieper op de verschillen tusschen al die groepen in
te gaan, zij het, na het voorafgaande, voldoende nog op te merken,
dat de z.g.n. oerbekers zieh van de gewone trechterbekers scherp
onderscheiden door hun ronden buik, grootere maten en hunne
omloopende rand-snoerlijnen, met daaronder körte staande lijntjes,
en dat zij voorts uitsluitend beperkt zijn totjutland, Seelanden Bornholm,
d.w.z. het speciale West-Baltische Kjokkenmoddinger-rayon.