m.i. uit de geheele configuratie der heuvelstructuur in dit gedeelte
met voldoende zekerheid besloten worden, dat de heuvel in minstens
twee tamelijk verschillende tijden ontstaan is. .Of dat later gevormde
deel nu ter wille van het opbrengen der deksteenen längs den
gevonden weg opzettelijk is aangebracht en daarbij tevens de heuvel
opnieuw is afgerond en opgehoogd, kan vermoed, doch m.i. bij
lange niet bewezen worden, al schijnt die opvatting niet geheel
verwerpelijk. Zeer mogelijk blijft het intusschen, dat de eerst vermelde
oerzandbank, resp. oppervlaktestructuur, meer naar het
centrum secundair en bijgevolg het afzonderlijke Nd.W. heuvel-
gedeelte zelfs tertiair is. Dan zou dat laatste in een nog jongeren
tijd gevormd moeten wezen. Tevens zou men dan echter dienen
aan te nemen, dat de heuvel in het midden aanvankelijk veel hooger
is geweest en dat dit centrale deel in den loop der tijden verlaagd
en afgegleden is. Dit kan dan geleidelijk aan, als gevolg eener
Zoo te zeggen natuurlijke destructie geschied z ijn /o f wel stoots-
gewijs in twee maal, en dan op twee nog al verschillende tijdstippen,
als gevolg eener kunstmatige verlaging, d.w.z. afgraving. Bij het een
Zoowel als bij het ander past de onnatuurlijk dikke zandlaag boven
de meest opvallende oerzandbank. Ja, de grootere dikte daarvan
in het meer randwaartsche profiel G, vergeleken bij de overeen-
komstige in het meer mediane profiel F, zou, in dat licht beschouwd,
eventueel zelfs voor die opvatting kunnen getuigen. Hoe dit echter
°°k zij, in ieder geval is de heuvel naar de Nd.W. zijde oorspronkelijk
lager, in het midden daarentegen hooger geweest.
Na het bovenstaande en overeenkomstig den daar geconstateerden
secundairen uitbouw of aanwas, doet eene nadere beschouwing van
de reliefkaart nu ook inderdaad daarop in het verloop der hoogte-
lijnen eene, zij het ook weinig in het oog springende, afwijking in
Nd.W. richting herkennen.
Tenslotte zij er voor dit heuvelgedeelte nog op gewezen, dat ook
daarin vuurresten, in den vorm van houtskool *), in den primairen
aanleg werden aangetroffen en dat de oude heuvelvoet, reeds onder
den vermoeden aanbouw, eene dubbele oerzandformatie vertoont.
In dit laatste verschijnsel, hetwelk wij ook in de oostelijke profielen
meenen te zien aangeduid, spiegelt zieh dus zeker eene eerste
verhooging af. In hoeverre wij echter daarin een gevolg van wind-
werking, waarop reeds boven de aandacht gevestigd werd, kunnen
herkennen, wordt hier, gezien de scherpe verdubbeling van de basale
oerzandlaagx), in het licht van het voorafgaande, niet geheel zeker.
Wel zien wij die windwerking zieh echter afspiegelen in het sterk
geaderde zand boven de oerzandlaag in het noordelijke gedeelte
van het profiel G, in de vakken 12—9.
Ad 2°. Wat het sub 2 genoemde Oostl. middengedeelte betreff,
de daarvan nog vermeldenswaardige nieuwe bijzonderheden
hangen direct samen met den toegang. De oorspronkelijke configuratie
was hier wel is waar, speciäal aan de Nd.O. zijde, door
recente vergravingen sterk geschonden, maar de hoofdverschijnselen
manifesteerden zieh nog duidelijk genoeg. Ook hier eene kegel-
vormig opgehoopte steenmassa tegen den kelderwand; ook hier
een steenvrije strook; ook hier een mantelvormig steenplaveisel enz.
enz,; ja, dat steenplaveisel liep nu echter, in tegenstelling met de
bij Havelte gevonden situatie, zelfs vöör den ingang längs door.
Dit is dus, onafhankelijk van den te Havelte voorkomenden steen-
krans en afgezien van de daar geconstateerde facultatieve poort-
sluitsteen, een merkwaardig verschil. Hadden wij ginds eene directe
communicatie tusschen den kelder, via de poort, met het begaan-
bare vrije veld, bij het onderhavige hunebed schijnt daarentegen
eene met steenen geplaveide heuvelbasis van den aanvang af rondom
het geheele monument te hebben doorgeloopen. Die steenen lagen
immers, zooals de foto Pl. 124a en de profielteekeningen PI. 130,
met name die van de in doorzicht gereproduceerde dwarscoupe
in de aslijn van de poort 2), kunnen verduidelijken, deels in, deels
op eene kunstmatige aanvankelijke verhooging van den ouden
moederbodem.
Kenmerkt de bekende krachtig ontwikkelde oerzandbank hier
nu voorts onmiskenbaar het oppervlak van dien primairen heuvel,