i l
Ë
H
IIe. SIERADIEN: KORALEN VAN GIT EN
BARNSTEEN.
¡.’Mj
' 1»
l ; i
iis
I
De koralen zijn gewoonlijk min of meer pompoen- of afgerond
3-tot 4-hoekig schijfvormig met centrale loodrechte, van twee zijden
gemaakte doorboring. Enkele malen zijn ze cylindrisch en in de
lengte doorboord. Zij bestaan uit git of gagaat (D.: gagat; E.: jet;
Fr.: jais) of wel uit barnsteen.
Wat aangaat de git- of gagaatkoralen, d.w.z. zulke, die bestaan
uit eene merkwaardige soort van pekkool of verhard bitumen *),
waarvan de geographische vindplaatsen in hoofdzaak tertiaire bruin-
kool-, somtijds ook oudere Krijt- en Juraformatie's zijn, zoo schijnt
eene identificatie met een der bestaande Varianten zeer lästig te
zijn. W i b e l 1) waarschuwt in het bijzonder tegen te vèr gaande
„antiquarische conclusies”, al wijst ook hij met eenigen nadruk op
de wederkeerigheid tusschen den reeds vroegen (bronstijdigen)
rijkdom aan voorwerpen van gagaat in Engeland en de ook tegen-
woordig nog rijke vindplaatsen aldaar. Toch komt het eveneens voor
in Frankrijk, zelfs speciaal in Duitschland (Baden, Hannover, Wur-
tenberg), zoomede in Spanje. Reeds zeer vroeg optredend (Thayn-
gen), alsook in de steentijdige paalwoningen (Wangen), schijnt
het eerst in den bronstijd meer verspreid. Dit laatste geldt met
name voor de autochtone Engelsche vondsten.
Hoe dit ook zij, in Nederland zijn de gitkoralen met zekerheid
geïmporteerd en wel vermoedelijk uit Engeland, speciaal van
Whitby2) in Yorkshire. Prof. Dr. G ruttering te Delft, daarover
gevraagd, achtte althans de herkomst van daar waarschijnlijk. Zij
spiegelen zoodoende dus op zichzelf blijkbaar betrekkingen met dat
land af en bestendigen derhalve, onafhankelijk van de z.g.n. hals-
>) 360: p. 76-77. Vergl. ook 157c.
2) 422: p. 180.
potbekers, de palissadentumuli enz., de daaruit in dat opzichtge-
trokken conclusies.
Wat aangaat de barnsteenen koralen, hoewel deze niet opzettelijk
onderzocht zijn op haar gehalte aan barnsteenzuur, hetgeen bij de
Oost- en Middelzeesche (speciaal Siciliaansche) opmerkelijk ver-
schilt, meen ik toch wel te mögen aannemen, dat de hier gevonden
specimina van Noordelijk barnsteen zijn. Overigens waarschuwt
W ib e l 1), in het bijzonder wat aangaat barnsteenen voorwerpen,
voor te groote beslistheid, waar het betreff het trekken van boven-
genoemde „antiquarische” conclusies uit het voorkomen daarvan.
Hij wijst daartoe, naast het voorkomen van barnsteen op secundaire
vindplaatsen ten gevolge van transport in den ijstijd, ook nog speciaal
op zijne verwisseling met andere, aan de verspreiding van venen
en bruinkolen gebonden varieteiten als Copalin, Retinit enz.
De koralen van barnsteen kunnen dus Import uit het Balticum
zijn, doch zij kunnen öök — al acht ik dit minder waarschijnlijk —
gemaakt zijn van uit Drenthe zelf afkomstige zwerfstukjes of wel
van een ergens aan de Noordzeekust gevonden stuk barnsteen.
de gereproduceerde voorbeelden.
a Van git:
166 (B—VIII, 15) (PI. 154: 15) Platte, afgerond-polygonale, schijf-
vormige koraal, met van twee kanten conisch ingeboord gat.
Gev. in het Havelter hunebed D 53 2), in de vondstenlaag
onder D8.
167 (B iv i I I , 12) (PI. 154: 20) Dito, doch kleinere en meer
afgerond driehoekige koraal. Gev. alsvoren in de vondstenlaag
bij Z10 onder D10.
168 (B—VIII, 24) (PI. 154: 19) Dito, doch beschadigd een pom-
poenvormige koraal. Gev. alsvoren in den uitgeworpen
keldergrond.
169 (B—XI, 20) (PI. 154: 16) Platte, trapezoidale koraal alsvoren.
Op de eene platte- voor de helft afgesplinterde zijde eenige
merkwaardige runenachtige krassen. Gev. op den vloer,