boven, grootere of kleinere kieren in den wand vrij. Deze openingen
zijn echter niet alleen van de gedaante der zijsteenen afhankelijk,
doch ook van de grootte der daarop rüstende deksteenen 1).
Slechts op een plaats in den zuiderwand is de ruimte tusschen de
zijsteenen Z2' en Z1' Zoo groot, dat daarin nog een afzonderlijke,
kleinere, z.g.n. tusschenruimte- of intervalsteen I1'/2' is geplaatstx).
Dit verschijnsel doet zieh met name voor bij hunebedden met groote,
breede deksteenen, zoo o,a. bij dat van Borger (D 27), waar meerdere
intervalsteenen worden aangetroffen 2). Overigens heeft de zuiderwand
nog een grootere onderbreking in het midden, t.w. tusschen Z5'
en Z6'. Dit grootere interval hangt samen met de aanwezigheid van
de poort, welke daar ter plaatse met de kelderruimte in verbinding
Staat. In ander opzicht wordt die plaats, voorzoover de zijsteenen
betreft, nog in het bijzonder gekenmerkt, doordat de laatste naar
den ingang toe een plat, buitenwaarts divergeerend vlak bezitten.
Ook dit is, zooals wij reeds zagen, een algemeene regel. Bedoelde
zijsteenen zijn dus tevens poortsteenen, vandaar dat wij ze poort-
zijsteenen noemden.
Het dak van den kelder bestaat uit 9 deksteenen t.w. D1—D4,
D5/6 en D7—Dlc. Bij den aanvang van het onderzoek lagen alle
deze deksteenen, met uitzondering van D10, in de kelderruimte,
tusschen de draagsteenen. Een enkele maal lagen zij ook nog gedeelte-
lijk er op, dikwijls echter ook daartusschen geklemd. Slechts de
deksteen D10 bevond zieh van den aanvang af min of meer in situ.
Het aantal keldersteenen is derhalve:
I iiSl Sluitsteenen................................ 4
Draag- of steunsteenen j z zijsteenen (20+1) ......................21
Deksteenen D 9
Totaal 34,
Wat de maten van den kelder betreft: de lengte is binnensmaats
17, buitensmaats 18.90 M.; de breedte binnensmaats in het westelijke
gedeelte onder D1 2.30, in het midden onder D5/6 2.50, in het
oostelijke gedeelte onder D10 2,10 M. Hoewel de westkant dus
inderdaad breeder is dan de oostkant, zoo is het verschil in grootte,
naar wel schijnt, min of meer toevallig verkleind door het naar
binnen springen van Z1. Immers, de algemeene omtrek van de kelderruimte
is die van een hoog trapezium met de basis naar het Westen,
en de afstand tusschen het tweede paar zijsteenen is reeds 2.60 M.
Dit is dus aanmerkelijk meer dan de breedte in het oostelijke kelder-
gedeelte en, in overeenstemming met den algemeenen regel, dus
ook meer dan die in het midden.
Het gewicht van den grootsten deksteen D5/6, tegelijk den zwaarsten
steen van het geheele grafmonument, mag, bij een inhoud van
circa 7 M3., worden gesteld op ongeveer 19 ä 20 ton, zegge circa
19 ä 20.000 K.G.
In den kelder bevonden zieh nog twee losse steenen ter weers-
kanten van D7. Deze zijn bij het onderzoek door ons verwijderd,
doch niet i.S» herplaatstx).
De p o o r t bestaat uit een lagen, smallen en körten gang, lood-
recht op de lengteas van den kelder en is, conform den algemeenen
regel, gelegen aan den zuid-, d.i. zonkant. Als gezegd communiceert
zij met den kelder tusschen Z5' en Z6'. De linker of westelijke wand
bestaat uit twee poortzijsteenen t.w. P1 en P2, de rechter uit een,
nl. P1', zoodat de met P2 overeenkomstige P2' ontbreekt. Deze steenen
dragen overigens geheel hetzelfde karakter als de zijsteenen van
den kelder; ook hier is de binnenkant een natuurlijk of kunstmatig
splijtvlak, of wel een door wrijving geeffend glijvlak.
Eigenaardig is de schuine stand van P2 t.o. van de poortas. Daar-
door verbreedt de poort zieh buitenwaarts waaiervormig. Overigens
is deze poortzijsteen aanmerkelijk lager dan de beide andere. Op die
wijze gaan de zijwanden van de poort geleidelijk in den straks te
bespreken krans van randsteenen over.
Achter in de poort stond een pyramidale steen met zijne platte
basis schuin tegen de achterste poortzijsteenen P1 en P1' omhoog.
Dit is, naar stand en vorm, ongetwijfeld de bij P1 en P1' behoorende,
x) Vergl. PI. 111 en 123.